Zij zullen dan nevengroepen steunen bij het binnendringen in
de vijand, linie en de reeds binnengedrongen groep met vuur
beschermen tegen aanvallen in de flanken. Het verder bezetten
der stelling in de diepte geschiedt door de volgende reserve-
afdeelingen. De het eerst in de stelling gedrongen troepen zullen
daar wel ter plaatse gebonden blijven.
Bij de opleiding van de groep in het terrein, die nagenoeg geheel
kan plaats hebben volgens de punten 118 tjm 125 R. 1.1. dient het
volgende nog in acht te worden genomen.
De manschappen nemen steeds de houding aan, die door den
gr.-comdt wordt aangenomen.
Nimmer halt houden in een kg. rand, maar iets erachter. De
gr.-comdt kan zich dan wat naar voren begeven om het terrein en
den vijand te bespieden.
In ravijnen niet in het diepste deel daarvan gaan zitten of halt
houden. De ervaring heeft geleerd, dat een ravijn onder art.-vuur
de meeste projectielen in het diepste deel ontvangt. Bij ondiepe
ravijnen met zacht glooiende hellingen, niet halt houden op de van
den vijand afgekeerde helling. Bij het gebruik van gasgranaten
door de tegenpartij, is het diepste deel van een ravijn ook het meest
verstikkend, door de zich daar verzamelende gassen, (zwaarte van
chloorgassen).
Niet halt houden bij zich scherp in het terrein afstekende voor
werpen. De gr.-comdt waakt tegen opeenhooping bij den G. M.
Aan comdtn van afdeelingen moet steeds worden medegedeeld,
of zich al inf. troepen voor hen in het terrein bevinden. De comdtn
in voorste lijn van Batons dienen te weten in hoeverre zij, reeds
door inf. beveiligd zijn. De G. M.-schutter draagt het geweer
steeds op de wijze als de geweerschutter. Hij springt, bij het man
voor man voorwaarts gaan, steeds alléén vooruit.
Nimmer gaan helper en patroondrager(s) gelijk met hem vooruit
bij het man voor man voorwaarts gaan. Het is van groot belang,
dat de G. M. niet ontdekt worden en alles wat daartoe aanleiding
kan geven dient vermeden te worden. Zoo zullen helper en patroon
dragers, op korten afstand van den vijand niet steeds met de
patroontasschen over een schouder loopen. De tegenpartij kan bij
het voorwaarts gaan van deze menschen direct weten, dat er een
G. M. in de buurt moet wezen. De tasschen draagt hij in de hand
langs het lichaam. Iedereen moet zich beijveren, de G. M. zoo
veilig mogelijk naar voren te brengen. Van haar toch moet de
bescherming komen tegen het vijand, vuur.
De sectie-comdt bepaalt het oogenblik van de vuuropening.
De secties achter de voorsectie handelen overeenkomstig de
beginselen van deze voorsectie.
Al wat door den gr.-comdt bij of van den vijand wordt waar-
32