De wensch van den Heer v. d. W. om het arbeidsvermogen van
de reproductie-afdeeling te richten op een grootere centralisatie
van de grafische verveelvuldiging, ten bate van het algemeen en
tot besparing van telkenmale terugkeerende landsuitgaven, zijn
inzichten omtrent een zich naar commerciëele eischen richtend,
scherp finantiëel beheer, zullen wel ieders instemming hebben. Wij
zouden echter verder willen gaan en een en ander gewenscht
achten voor den ge he el en Topografischen dienst. Niet de
reproductie-afdeeling alleen is een waardevol landbezit, de geheele
kaarteeringsdienst is dat.
Wij kunnen hier bezwaarlijk op dit onderwerp ingaan. Maar de
tijdsomstandigheden dwingen om zooveel mogelijk te besparen en
zoo groot mogelijk voordeel te trekken van alle productieve
krachten, dus ook van den ge heel en Topografischen dienst.
Maatregelen, die dit kunnen verwezenlijken, moeten daarom tijdig
te voren overwogen worden en de bezwaren, welke in 1905
naast een beperkt arbeidsvermogen algeheele centralisatie van
den cartografischen arbeid hebben tegengehouden, zullen waar
eenigszins mogelijk, moeten wijken voor de toenemende, hooge
noodzakelijkheid om te geraken tot een minder totaal der Lands
uitgaven, öök voor de cartografische behoeften van den staats
dienst, zonder in desorganisatie van dien arbeid te vervallen.
Nog een enkel woord naar aanleiding van het Naschrift van den
Heer Teillers om te verklaren, dat wij de gewraakte zinsnede
gaarne sluiten achter het woord „zelfstandigheid." Overigens moge
in het voorgaande betoog voldoende grond worden gevonden voor
de erkenning, dat wij met onze inzichten niet bedoelen afbreuk te
doen aan wat waardeering en vertrouwen verdient en door eens
gezindheid en goede samenwerking behoort uit te munten.
10. EEN BOEK VAN GENERAAL SNIJDERS, door D. B.
De Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur heeft eene waarde
volle uitgave bezorgd met een werk van den gewezen opperbevelhebber
van de Nederlandsch Land- en Zeemacht, getiteld: „De Wereldoorlog od
het Duitsche Westfront".
Het boek, dat voorzien is van eene uitgebreide bronnenopgave en een
aantal kaarten en schetsen, behandelt de periode van 4 Aug.—12 Sept. 1914
alsmede de onmiddellijke Vóórgeschiedenis van den oorlog.
De Schr. acht het in hooge mate waarschijnlijk, dat Rusland lang voor
het begin der vijandelijkheden mobiliseerde en tot belangrijke troepenver
schuivingen over ging, terwijl z. i. vaststaat, dat Fr. wist, dat Italië niet
aan den oorlog aan D. kant zou deelnemen.
Het eerste feit is van zeer grooten invloed geweest op het mislukken
van het verminkte Schlieffensche veldtochtsplan, het tweede maakte, dat
Fr. alle aandacht aan zijn N. en O. grens kon wijden.
De Generaal acht het Schlieffensche plan minder oordeelkundig voor
D.veeleer had overeenkomstig de ideeën van den grooten Moltke eerst
56