64 te zorg voor de noodige afvloeiing van personen, die ongeschikt zijn bevonden voor den hoogeren rang, hiermede gepaard dient te gaan, wil men de werking van de selectie niet voor een groot deel verloren zien gaan Dit voorname Landsbelang zij ten zeerste in de aandacht van het Leger bestuur aanbevolen.'' Naschrift van de redactiecommissie. „Bovenstaand artikel werd kort voor het ter perse gaan van het orgaan ontvangen. Naar het oordeel van onze commissie wordt in dit artikel inderdaad de aandacht gevestigd op een landsbelang. Het te berde gebrachte vraagstuk houdt verder ten nauwste verband met de persoonlijke belangen van de betrokkenen en de finantieele con sequenties voor den staat. Wij meenen daarom tot allen eene opwekking te moeten richten om hunne gedachten over dit vraagstuk te laten gaan en de resultaten ter publicatie in het orgaan aan te bieden. De gedach- tenwisseling, die daar ongetwijfeld uit zal voortvloeien, zal dan er het hare toe kunnen bijdragen om tot eene goede oplossing te geraken." We vermeenen hier nog aan te moeten toevoegen, dat de vorengenoemde selectie voor Hoofdofficier reeds alleen daarom noodig is, omdat de mid delmaat voor het bekleeden van de Hoofdofficiersfunctie niet voldoende-, dus ON-geschikt, is. Waar in ons kleine leger de „qualiteit" zoo'n belangrijke factor behoort te zijn, moet gezorgd worden, dat we zoo mogelijk uitsluitend GOEDE Hoofdoffn hebben. De luxe van non- en moins-valeurs onder die categorie van offn kunnen wij alzóo, ons niet veroorloven. Het stipt vasthouden aan dit beginsel is o. i. de eenige goede oplossing, waartoe we geraken moeten. Noch per soonlijke belangen van de betrokkenen, noch finantieele consequenties voor den Staat mogen nopen van het be ginsel af te wijken. Te vermelden vallen verder mededeelingen over het voornemen tot het doen verschijnen van een herdruk van het zakboekje voor den officier van het N. 1. Leger, waarbij verzocht wordt om opmerkingen ter zake te willen zenden aan het adres van den samensteller Serajoestraat No 3 Bandoeng en over het Informatiekantoor der N. 1. O. V. in Den Haag. Uit de rubriek „Uit Pers en Periodiek" zij het volgende overgenomen: (Pr.Bode 7 Sept. De toekomst voor het Leger): „Het is niet de bezuiniging alleen, die er toe leiden zal, dat ons dappere Indische leger als weermacht steeds meer aan waarde zal inboeten. Mede leidt daartoe de Nederlandsche anti-militaristische volksgeest, die het zoover wist te sturen, dat in het oude land men practisch al geen armée meer bezit en dat de vlootplannen aan den kapstok kwamen. Er zijn teekenen, welke er op wijzen dat een dergelijke ongeziene macht ook in Indië aan het werk is tot schade van de militaire macht." „Zooeven repten we van het divisie-verband, dat aan enkele hoofdoffi cieren een vroegere promotie heeft geschonken dan anders het geval zou zijn geweest. Zonder hierop dieper in te gaan, mag de vrees worden uit gesproken, dat de bevorderingskansen er voor het overige niet bepaald op vooruit zijn gegaan Integendeel, vele jongere officieren dragen al met zich de overtuiging, dat zij grijze snorrebaarden zullen zijn, alvorens ze in een gezette positie komen. Ook lijkt het toe, dat veel inspecteerend werk verwaarloosd zal moeten worden, want de divisie-generaal, toch al overkropt met anderen, arbeid, die aan de schrijftafel pleegt te geschieden, zal onmogelijk tijd kunnen vinden, die onderdeelen en inrichtingen te controleeren, welke in zijn uitgebreid gebied, maar vèr buiten zijn standplaats zijn gelegen. En op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 64