den duur kan dat kwade gevolgen met zich sleepen, want ook in het
leger blijft toezicht noodig.
In dit opzicht zijn we er dus niet op vooruit gegaan en we overdrijven
niet, als we in dit opzicht de invoering van het divisie-verband in dézen
vorm een minder gelukkige maatregel achten
(Bat. Handelsblad): „Wij blijven bij onze meening, dat we hier in Indië
evenals in alle andere koloniën een beroepsleger noodig hebben van vol
doende sterkte om zoowel een aanval van buiten te weerstaan als om de
binnenlandsche rust te verzekeren. En een ieder, deskundige of leek, zal 't
met ons eens zijn, dat een leger van circa 35.000 voor ons uitgestrekte
eilandenrijk waarachtig niet te veel is."
Zeer zeker niet te veel en het staat voor ons wel als een paal boven
water, dat daar geen man af kan.
Javabode 19 Sept. Onze Weermacht): „Welke zijn nu de hoofdpunten,
die als argumenten kunnen worden aangevoerd, dat deze ombouw als
noodzakelijk moet worden erkend? In de eerste plaats de eischen van
bezuiniging op de begrooting van oorlog en dit wel zóó, dat de gevechts
kracht van het leger er niet door wordt geschaad."
Inderdaad. Waar die gevechtskracht toch al te wenschen overlaat, zal
men dit beginsel scherp in het oog moeten houden.
„Men wil de begrooting van oorlog uitleggen als een verzekeringspremie,
door de samenleving betaald aan de veiligheid van het territoir.
Deze uitlegging is niet alleen juist, maar ook als een noodwendigheid
te aanvaarden; het zou een nationale misdaad zijn, indien men uit
kortzichtige overwegingen zou nalaten zulk een premie op te brengen
Het volgende nemen we in zijn geheel over: „Bezuiniging bij oorlog.
(Javabode 26 Sept). Onder den neventitel van „Ons defensiedrama"
geeft Mars een betoog over al het nuttelooze werk dat er in den loop der
jaren is verricht op defensie-gebied. Dat is inderdaad ontstellend. Tal van
knappe en werkzame mannen hebben daaraan naar hun beste weten ge
werkt en het slot is, dat we nog altijd even weerloos zijn en dat er zelfs
geen kijk op is, dat dit ooit anders zal worden. De hoopvolle verwachtin
gen, die wij allen koesterden na het bekend worden van de plannen van
de defensie commissie, zijn al lang weer verdwenen achter de zekerheid
dat er van al dat moois toch niets komt.
En nu moet er bezuinigd worden.
Het betoog komt dan verder hierop neer dat wij thans iets bezitten wat
niet deugt en de taak van het leger zoo spoedig mogelijk dient te worden
beperkt tot een wapen tegen het verstoren van de inwendige rust en ein
digt dan als volgt! „En daarmede hebben wij een voorstel gedaan, het
welk het defensie-vraagstuk heeft terug gebracht tot wat het was voor een
halve eeuw; Indië heeft steeds gaarne een ferm leger gewenscht voor de
beveiliging tegen een buitenlandschen aanval, die wensch is daadwerkelijk
nooit in vervulling gekomen, men heeft ons slechts een instrument gege
ven, dat weinig verschilt van het vroegere, dat echter een waterhoofd
bezit en dat door innerlijke zwakheid zeer veel geld vordert voor het
onderhoud er van. Zoolang het geen ernst is met het scheppen van een B. V.-
leger late men af van grootscheepsche plannen, de tijden zijn er niet naar
en het landsbelang vraagt versobering. Maar een misdaad is en blijft
het, dat een Regeering haar defensiewezen zoo verwaarloost. Moge de
toekomst die nalatigheid niet straffen!"
13. DE N.I. VERLOFSOFFiCIER No 10, door D. B.
Begint met een uit de Haagsche Post overgenomen artikel „Het Verlofs-
personeel en zijn taak", handelende over het Nederlandsche Leger. Welk
een groote plaats het reserve-personeel daar inneemt, blijkt o. m. uit het
volgende:
„Bij de infanterie alleen moeten uit het reserve-personeel worden
gerecruteerd: 24 luitenant-kolonels, commandanten der reserve-regimenten,
65