67 het voordeel heeft, dat de manschappen elkaar goed leeren kennen, geeft Schr. te kennen, dat dit eveneens te bereiken is door de manschappen van een dorp, buurtschap, of wijk, steeds in te deelen bij eenzelfde compagnie". „Techn. en tact. beschouwingen over het voorschrift optisch seinen enz.behandelt thans de uitrusting van, en het onderwijs in de verschil lende seinmiddelen. Dc Indische Gids Aug. bevat een artikel „De huidige stand van het vraagstuk der Indische defensie" welk artikel beschrijft het lot van de plannen der Ind. Defensie Commissie. „Men moet er van overtuigd zijn, dat halve defensiemaatregelen evenmin hun geld waard zijn als halve' havenplannen. Doe het, of doe het niét, maar nooit half. Geen vloot, die vechten noch vluchten kan, alleen omdat ze niet meer varen kan! Geen landmacht onvoldoende sterk en slecht uitgerust den dood ingezonden". Dat de politiek zich van het weermachtsvraag- stuk meester maakt, vindt Schr geen nadeel, mits: „Een krachtige o v e rt u i gi n g va n R e ge e r i n g s z ij d e, een eerbiedwaardige vastheid van wil en lijn, medewerken dat de ernst der defensievraagstukken de noodige eerbied waard geacht word t." De Mil. Spectator Aug. In „Geen 3,7 cM. aanschaffen!" betoogt Schr., dat het 7 cM. geschut technisch zoowel als tactisch als verouderd moet worden aangemerkt. „Oorspronkelijk be stemd om in uiterst nauw verband met de inf. op te treden, heeft de 7 cM. reeds de gebruiken en gewoonten van inf. geschut prijsgegeven, heeft het daarentegen die van „Fernkampf-artillerie" overgenomen (meetdienst, lucht- waarneming, indirecte richting, staten en tabellen), een omstandigheid, welke met de oorspronkelijke taak ten eenenmaleonvereenigbaaris. Noch verkleining van de lading, noch vergrooting van de dracht zullen hem in vollen eere herstellen. Dealgemeene stand der wapentechniek wijst de inf. in de eerste plaats aan op mitrs en op wapens voor het handgemeen, benevens het defensieve wapen bij uitnemend heid: zand. Als schietwapen staat op het tweede plan het geweer, dat echter voor vele doeleinden nog boven den mitr. verkieslijk blijft. Zoodra de vijand zich op de kleine afstanden min of meer dekt en de toestand nog niet rijp is voor handgemeen, doet zich de behoefte gevoelen aan wapens als mortieren en inf. geschut. Die nieuwe inf. wapens moeten we echter niet beschouwen als op zich zelf staande nieuwe producten van de techniek, doch als in vredestijd niet duidelijk voorziene noodzakelijke gevolgen van de voorafgegane invoering der snelvuurkanonnen en mitrs". De Stokes-mortier en de 3,7 hebben dan ook niet voldaan; „noodig is een kortkanon van 5,5 cM." „Van het Leger in Oost-Indië Wat nu?" verklaart: „Door het niettot stand komen van de door de Commissie als minimum noodig geachte scheeps macht en wij meenen wel met zekerheid te mogen aannemen, dat zij er niet komen zal en dus ook de vlootbasis niet wordt de taak aan de landmacht toe te deelen een andere dan die, welke de Def. Comm. zich had gedacht'. De sterkte en uitrusting nagaande van het leger geeft Schr. te kennen „dat slechts onder zeer gunstige omstandigheden, na afdoende voorbereiding in tijd van vrede en onder voorwaarde van superieure be wapening en een overmachtige luchtvloot, het door de comm. voorgestelde legertje met kans op succes, met eenige kans op welslagen, zijn taak zou kunnen vervullen. Hoewel men, logisch redeneerende zou zeggen dan moet het leger, dat nu alles alleen moet doen, krachtig worden versterkt, kan met de meest mogelijke zekerheid worden voorspeld, dat men dien weg wel niet op zal willen". Voortgaande zegt Schr.„Het is o. i. dan ook volkomen begrijpelijk, dat men in Indië, waar de politiek, het politieke partijbelang en de verkiezingscampagne de gemoederen niet gelijk in Nederland beheerschen, anders, ruimer en beter over deze aangelegenheid denkt en de weerloosheid met leede oogen aanziet". (Sic).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 67