2. ONS MILITAIRE SCHOEISEL EN IETS OVER KLEEDING1),
door A. M. SlEREVELT.
Nog een kleine zwakke poging wil ik wagen om onze Intendance
er van te overtuigen, dat het aan onze militairen verstrekte
schoeisel nog immer niet „je dat" is.
Wanneer zal er nu eindelijk eens gebroken worden met die
ellendige platteneuzenconstructie, waarmee men zich altijd blauwe
groote-teennagels loopt, als men passende modelschoenen
aantrekt en waarmee men zich de hielen kapot loopt, als men een
nummer g r o o t e r neemt om het eerste euvel te voorkomen. De
menschen verkiezen blijkbaar over het geheel genomen een te
groote schoen om het nadeel der passende schoenen te ontloopen.
Daardoor ontstaan de meeste voetwonden. Men heeft indertijd
dat schuiven van den hiel in de schoen trachten tegen te gaan
door de schoenen te voorzien van de ons bekende schoenriempjes,
die onmiddellijk door ieder rimboe-officier werden afgekeurd als
zijnde zeer hinderlijk en zelfs gevaarlijk in zwaar begroeid berg-
terrein. Ze werden dan ook gelukkig spoedig weer afgeschaft.
Daar wij (nl. de in 1916 op W. Cerain dienende officieren) vol
klachten waren over het militaire schoeisel, want juist in het zware
bero-ferrein van Cerain kwamen bedoelde constructiefouten tot
uiting, kwam de toenmalige fgd. Gewestelijk Intendant op het
denkbeeld een paar schoenen te laten vermaken tot het door ons
voorgestane model, een model dat heusch niet nieuw was, gezien
de reeds lang bestaande Amerikaansche en Engelsche soorten van
voetbekleeding met haar hooge, harde neuzen. Dat vermaakte paar
schoenen werd opgezonden naar ik weet niet meer welke autoriteit,
als ik me goed herinner naar den Directeur van 's Lands Gevan
genis te Djokjakarta, waar onze militaire schoenfabrikanten wonen.
Niets meer van gehoord, althans niets meer er van gemerkt. De
mannen van de theorie vonden het zeker weer niet noodig om te
luisteren naar de mannen van de practijk, iets wat helaas zoo vaak
gebeurt.
Een massa menschen kunnen geen confectie-schoenen aan hun
voeten velen en daaronder zullen ook wel de noodige militairen
zijn. En dan daarbij nog te bedenken, dat die menschen lange
marschen moeten volhouden op confectie-schoenen van ondeug
delijke constructie! Hulde aan hen, die den marsch volbrengen,
al is het dan vaak met een pijnlijk gezicht.
Ik hoop van ganscher harte, dat bovenstaande iets bij zal kunnen
dragen tot de verbetering van het militaire schoeisel. Een poging
als deze kan altijd nog wel eens gewaagd worden, waar zulks
direct betreft een legerbelang, nl. de marschvaardigheid van dat
leger.
Ter publ. ontv. Juni 1922. Red. I. M. T.
16