peering van de afdeeling achterwege bleef en nieuwe afbakening van. den arbeid niet dadelijk mogelijk was, moest de directe leiding van de reproductie-afdeeling geleidelijk worden overgedragen aan het bekwame hoofd der lithografische sectie, den Heer J. W. Teillers. Deze overdracht werd, door toekenning aan den Heer T. van den titel van hoofd der reproductie, in 1916 officieel bekrach tigd terwijl een Koninklijke onderscheiding dezen in 1920 de waardeering deed gevoelen, welke voor zijn arbeid gekoesterd werd. Maar al is men er, dank zij den Heer T., aldus in geslaagd aan vele moeilijkheden het hoofd te bieden, het bedrijf mist een gezonde basis. De groote mate van vrijheid, den Heer T. gelaten, noch diens bekwaamheid en de toevoeging van meerdere werkkrachten, hebben de levensvatbaarheid kunnen terugroepen, die de afdeeling onder een kapitein-adjunct bezat. Daarvoor zouden o. m. noodig zijn geweest bekwame, vakkundige sectieleiders, die het hoofd der reproductie 'ontheffing waarborgen van dagelijksche bemoeiing met de onderbedrijfsvoering, verruiming van zijn taak en bevoegd heden, en ten slotte uitsluiting van andere inmenging in het bedrijf dan die van den algemeenen dienstchef; kortom daarvoor zouden noodig zijn geweest gelijke voorwaarden als waaronder voorheen een kapitein-adjunct zijn taak vervulde. Onder omstandigheden als thans, is het bedrijf samengesmolten, al bleven oude vormen behouden. De reproductie-afdeeling van thans en haar hoofd zijn op moeilijk te verbreken wijze verbonden geraakt, en zonder den Heer T. achten wij de afdeeling in letterlijken zin onthoofd, wat bij een juiste formatie niet het geval mag zijn. De bedenkingen tegen een dergelijken stand van zaken behoeven dan ook geen naderen uitleg en de verhouding tot de centrale leiding komt al zeer gemakkelijk in het gedrang. Waar de toestand van heden een natuurlijk uitvloeisel is van het weinige perspectief, dat spreekt uit de jaren geleden getroffen uitbreidingsmaatregelen, is het betrekkelijk bijzaak, welke onmiddellijke aanleiding een conflict kan doen ontstaan, maar ongetwijfeld moeten gevoelens en een gedachtengang als door den Heer v. d. W. worden ontvouwd, daartoe bijdragen, omdat zij, hoe oprecht ook een meening vertol kende, afbreuk doen aan een goede ambtelijke verhouding en de grondvesten loswiegelen. Het jaarboek 1916 bladz. 122 vermeldt daaromtrent: „De groote toeneming in omvang en beteekenis van het bedrijf maakte het reeds sinds lang gewenscht de leiding daarvan geheel in handen te stellen van den Heer J. W. Teillers, onder ontheffing van zijn taak als chef van de lithografische werkplaats. Door de bedoelde uitbrei ding (nml. van het personeel van het hoofdkantoor met een burgerlijk ambtenaar, chef der reproductie), kwam gelegenheid dit denkbeeld te verwezenlijken en kon daardoor tevens aan genoemden hoogst ver dienstelijken ambtenaar eene positie worden verzekerd meer in over eenstemming met zijne bekwaamheden en zijne ontwikkeling". 54

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 54