aan te schaffen, waardoor we niet alleen de eerste jaren onderdak zouden zijn, maar we bij hooge uitzondering eens het voorrecht zouden genieten vóór te zijn bij een eventuëelen vijand. We zouden dan inderdaad van een luchtmacht kunnen spreken, die de heer schappij in de lucht waarborgde, waardoor de nadeelen van onze weerloosheid op het water heel wat kleiner worden. Want zoolang wij een overmacht in de lucht bezitten, kan van een nestelen op een naburig eiland tot het inrichten van een tusschenbasis o. i., absoluut geen sprake zijn en evenmin van een landing in eenigszins grooten stijl op Java. En eventuëele vijanden moeten, willen ze evenveel toestellen in de lucht brengen, of eerst een tusschenbasis hebben, of wel toestellen gebruiken, die recht streeks komen aanvliegen. Om er nu een 1000-tal groote toestellen op na te houden, zal voorloopig iedere mogendheid wel wat te duur zijn, afgezien nog van de technische mogelijkheid. Tot besluit zij medegedeeld, dat de organisatie aan personeel bij de aanschaffing van dergelijke toestellen, als door mij bedoeld, naar verhouding ook heel wat goedkooper wordt. Rekenen we op een escadrille van 10 vliegtuigen: één officier, en worden 3 van deze escadrilles tot een groep, 3 groepen tot een eskader vereenigd, dan vereischen de 10 eskaders a 100 toestellen waarover het leger dan zou kunnen beschikken, rond 150 officieren voor de bemanning. Verder valt op te merken, dat door den eenvoud van het toestel, iedere bestuurder zijn eigen monteur is en er dus per escadrille hoogstens een 2-tal inlandsche helpers benoodigd is, waardoor het technisch personeel bij de gezamenlijke escadrilles nog minder in aantal wordt dan thans. Bovendien leidt het verspanningslooze systeem tot grooten een voud bij de montage, waardoor ook veel personeel overbodig wordt. 4. DE ORGANISATIE VAN DEN M. G. D. IN VERBAND MET DE TAAK DAARVAN IN HET GEVECHT1), door H. L. Roelfsema, gep. Dir. Off. v. Gez. 1ste kl. In de Juli-aflevering van dit tijdschrift schreef de heer E. Sieburgh onder bovenstaanden titel o. a. het volgende: „Nu alge meen weder de behoefte wordt gevoeld, de vroegere Hulp- en Hoofdverbandplaatsen weder in te voeren-bij de in 1921 en 1922 gehouden geneeskundige oefeningen op de kaart is zulks ten duidelijkste gebleken doet zich de vraag voor, op welke wijze de thans bestaande organisatie behoort te worden gewijzigd". Ter publ. ontv. 25—9—'22. Red. I.M. T. 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 21