128. STEUNPUNTEN. De steunpunten vormen het geraamte der verdediging. Zij stellen den verdediger in staat aan troepen voor de verdediging "te sparen. Wanneer loopgraven in 's vijands handen mochten zijn gevallen, zet de bezetting der steunpunten de verdediging hardnekkig voort en belet zij het verder doordringen en zijwaartsche uitbreiding des vijands. 129. BEWAKINGSPOSTEN. Vóór de hwl. en door naderings loopgraven daarmede verbonden, worden bewakingsposten geplaatst, bestaande zoo mogelijk uit mitrailleurnesten. De afstand van de bewakingsposten tot de hwl. bedraagt hoogstens 400 M., de onderlinge tusschenruimte moet zoodanig zijn, dat deze krachtig door lichte mitrailleurs kan worden bestreken. De bewakingsposten hebben tot taak te waarschuwen, wanneer een aanval dreigt en hiertegen stand te houden, teneinde bij wijze van golfbrekers, met behulp hunner mitrailleurs, den aanval zooveel mogelijk te belemmeren. De bezettingen der bewakingsposten moeten er wel van door drongen zijn, dat zij door krachtig optreden van groot nut kunnen zijn om den aanval te helpen afslaan; zij trekken in beginsel nimmer terug. Het is een dringende eisch, dat de bewakingsposten zoo goed mogelijk aan de omgeving zijn aangepast, teneinde vernieling door 's vijands vuur te voorkomen. 130. FORTEN. De forten en andere werken van ouderen datum onzer permanente stellingen zijn veelal, door hun tactische ligging, de stormvrijheid ontleend aan hunne natte grachten en hunne aanzienlijke grondmassa, geschikt als steunpunten; vooral wanneer daarin voldoende beschermde flankeerinrichtingen aanwezig zijn of worden aangebracht. De bezetting hangt af van de waarde, welke zij overeenkomstig het vorenstaande voor de verdediging hebben. Men hoede er zich evenwel voor, teveel troepen daarin te plaatsen. Eene kleine bezetting met veel mitrailleurs is in den regel, ook bij de grootere forten, te verkiezen. 131. ARTILLERIE IN STEUNPUNTEN. In de steunpunten wordt in den regel geen art. geplaatst, behoudens in zeer enkele gevallen, namelijk wanneer zij zich bijzonder leenen voor het plaatsen van licht geschut voor flankement. Daar echter de grootere steunpunten immer veel art.-vuur tot zich trekken, moet rekening gehouden worden met de kans, dat dergelijke flankeerende geschutopstellingen vernield zijn, vóór zij in werking kunnen gebracht worden. 132. INRICHTING VAN STELLINGEN IN POLDERTERREIN. Terwijl in den bewegingsoorlog eene polderstelling geen door- loopende verdedigingslijn behoeft te zijn en in hoofdzaak uit eene aaneenschakeling van weerstandskernen zal kunnen bestaan, zal in den stellingoorlog voor eene doorloopende weerstandslijn moeten gezorgd worden. De aanvoer en het gebruik van groote 38

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 38