betrekkelijke rust, minstens om de 16 dagen moet worden terug genomen uit de voorste loopgraven. In tijden van grootere bedrijvigheid moet deze termijn zoo eenigszins mogelijk belangrijk korter genomen worden. In ieder geval moeten alsdan de troepen uit de voorste loopgraven terug genomen worden, vóórdat hun gevechtskracht geheel is uitgeput, opdat zij na aanvulling der geleden verliezen, weer spoedig in het gevecht te gebruiken zijn. Het is voorts gewenscht, dat de troepen nu en dan ten behoeve eener groote rustperiode geheel worden teruggenomen. Zij kunnen- in dien tijd benut worden voor werkzaamheden aan de tweede en volgende stellingen of zoo noodig voor de bezetting van niet of weinig bedreigde fronten. De grootere rustperioden worden mede gebruikt tot het houden van gevechtsoefeningen en oefeningen in gesloten orde, zijnde dit laatste het middel bij uitnemendheid om de, in de loopgraven verslapte tucht te herstellen en den samenhang in de onderdeelen weder te- verbeteren. Deze oefeningen zullen voortdurend een onderwerp van nauwgezette zorg voor de D. C. uitmaken. Bij de aflossing en de inschuiving van troepen (zie punt 142) moet aan plaatselijke terreinkennis veel waarde worden toegekend. Het is daarom gewenscht, dat de bataljons, na eene rustperiode, wederom zooveel mogelijk terugkeeren in het vak of een deel daarvan, waarin zij reeds gestreden hebben. Eene gelijktijdige aflossing der inf. en art. is niet gewenscht. Gedurende de aflossing der inf., moeten de art., de lichte bommenwerpers en een gedeelte der zware mitrs gevechtsbereid staan, om vóór het betrokken vak onmiddellijk afsluitingsvuur of stormvuur te kunnen afgeven. Teneinde het personeel der art. ook tijdens de bezetting eenige rust te kunnen geven, moet bij de indeeling van het art.-personeel minstens op twee bezettingen worden gerekend. 140. FRONTBREEDTEN. Het is niet doenlijk de frontbreedten der verschillende onderdeelen bij normale bezetting aan te geven, daar deze te veel van het terrein en van de meerdere of mindere bedrijvigheid op het betrokken front afhankelijk zijn. In p o 1 d e r t e r r e i n zal de frontbreedte eener divisie, met zes bataljons in voorste lijn zelfs meer dan 6 K. M. kunnen bedra gen en die van het bataljon somtijds meer dan 1000 M. 141. ONDERVERDEELING DER VAKKEN. Eene indeeling van een divisievak in twee regimentsvakken is in den regel gewenscht; echter, om breede fronten met weinig troepen te kunnen bezetten, kan het noodig zijn de drie regimenten eener divisie naast elkaar te plaatsen. Het regimentsvak wordt in den regel verdeeld in twee bataljons vakken. 42

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 42