De jongste oorlog heeft ons voor die vraag weinig nuttige nieuwe voorbeelden gegeven. De landingen der Engelschen op Qallipoli zijn in dit opzicht geen toonbeeld van een vlot verloop, dat ons leeren kan, wat den aanvaller onder voor hem gunstige en dus voor ons ongunstige omstandigheden mogelijk is. In het laatst van den oorlog hebben de Engelschen op Jules Vernes- achtige wijze voorbereidingen getroffen voor eene landing op de Belgische kust. die in het bekende werk The Dover Patrol be schreven worden, doch die nooit tot uitvoering zijn gekomen. Daar had men door vliegerfoto's nauwkeurig den toestand van de kust bij alle waterstanden bestudeerd en vervolgens speciale aakvormige booten geconstrueerd, die door twee monitors werden opgeduwd, aan de vooreinden van een soort valbrug waren voorzien en zoo op de kust gezet moesten worden. Dan zou den tanks op den oever kruipen en de landing der Divisies inleiden. De booten waren 550 voet lang en 30 voet breed, konden 4500 man overvoeren, 3 tanks, 6 vuurmonden en eenige rijwielcom pagnieën. Er waren er 3 voor een Divisie noodig. De landing moest gepaard gaan aan een geweldig offensief op den linker vleugel van het Westfront en beloofde den uitvinders van het plan meer dan den uitvoerders, zoodat de uitvoering dan ook achterwege is gebleven. Op meer reëelen grondslag staan echter de maatregelen der Duitschers bij hun landing op Ósel, waartoe in September 1917 besloten was. De transportvloot vertrok 11 October om 10.30 uit Libau. Het waren 18 transportschepen (154000 ton) verdeeld in 4 groepen, elk onder directe dekking van een kruiser, terwijl torpedobooten de flanken beveiligden Aan boord bevondt zich de halve gemengde 42e Divisie en wielrijdersafdeelingen, waartoe 5000 paarden en 1400 voertuigen behoorden. Op 2 kleinere stoomers waren de eerste infanteriestormtroepen verscheept. Aan boord van de transportschepen waren een groot aantal zware landingsvaartuigen medegenomen, hoewel daardoor de over te brengen sterkte op elk schip verminderde. Het aantal hing af van het vermogen der schepen en vooral van de laadinrich- tingen. Er waren medegenomen: 25 Hamburger havenschuiten, 24 paardenbooten en 25 kleinere stoomsloepen. Voor het inladen der paarden werden z. g. paardenkasten gebruikt, waarmede het inladen vlugger gaat dan bij het ge bruik van een broek, terwijl voor de ontscheping van manschap pen groote touwringen werden medegevoerd, waardoor telkens vijf man met uitrusting tegelijk aan takels van het dek in de 44 Bovendien waren ingedeeld de Moltke en 10 andere slagschepen, 8 lichte kruisers, 47 jagers gesteund door een lichten kruiser, 6 duikbooten, mijnenvegers, 60 motorbooten en 72 trawlers. (J. U. S. A. Sept. '21;.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 44