58 Helaas ns het een feit dat het thans bestaande systeem weinig geschikt is om de cadetten te brengen tot het uit zich zelf geregeld werkendoor het bekende repetitiestelsel worden de leerlingen er toe geleid om voor de verschillende vakken afwisselend eenige weken niets uit te voeren, en dan één of twee avonden hard te werken". Wij zijn het met den heer B. v. K. geheel eens, dat het wennen aan hard werken uitermate gewenscht is en dat dit resultaat thans niet wordt bereikt. Het is een feit, dal de meerderheid van het officierskorps weinig voelt, ja opziet tegen harden hersenarbeid, hetgeen zich uit in minder wetenschappelijke kennis dan noodig moet worden genoemd en zich verder manifesteert in een ongemotiveerde vereering enwat in het wezen der zaak precies hetzelfde is—dédain, voor wat men „geleerdheid" noemt. Tal van redenen zijn voor een en ander aan te voeren, doch het feit valt niet te ontkennen en dan rijst de vraag, of—n'en déplaise die redenen (milieu, klimaat, buitenwerk enz.)—de kwaal niet althans ten deele ondervangen kan worden door den a. s. officier te wennen aan harden hersenarbeid. O- i. zou dit een belangrijke verbetering zijn, mits men na het officier worden er voor zorgt, dat hij er aan gewend b 1 ij f t. Nu is o. i. zulks wel degelijk ook in het bestaande syteern te bereiken, omdat dit zich zoo uitermate eigent voor het toepassen van het „Dwingt ze om in te gaan" en is er o, i. in het systeem der Bredasche Commissie veel kans, dat het zoo gewenschte resultaat juist minder goed bereikt zal worden. Men mag het heilzame van den dwang niet miskennen en moet geen al te goed idee van de jongelingsschap hebben. De zweep achter de deur, dit besef werkt uiterst heilzaam, zóó heilzaam, dat ze er in den regel veilig achter kan blijven staan; maar ze moet er zijn Eenmaal nood gedwongen gewend aan harden hersenarbeid, wordt dat arbeiden een deel van den mensch, ook al is de zweep verdwenen en zal hij blijven doen, waaraan men hem heeft gedwongen te wennen. Als men op de Academie wat meer zorg aan de controle besteedde en de onvoldoend ijverigen werden verwijderd, men hen althans onverbiddelijk liet zakken bij den overgang, er zou wel degelijk in de eigen oefening hard worden gewerkt, instede van veel geluierd, zooals tenminste in onzen tijd bij de Inf- het geval was. Schr. komt op te^en de neiging om het er op aan te sturen „dat het gros der officieren geen eigen opvattingen omtrent de mil. wetenschappen zullen naar voren brengen en verder ontwikkelen". „In plaats van de officieren aan te moedigen tot veel zelfstandig nadenken en hard werken, in plaats van de officieren in vredestijd reeds te gewennen aan de maximum prestaties van het verstand, wil men het van zekere zijde in de hand werken, dat een deel van de intellectuëele krachten ongebruikt blijft en verwaarloosd wordt! Daardoor zal bij het gros der officieren de neiging ontstaan om zich te gewennen aan het toepassen en het zich inprenten van vaste recepten uit reglementen en voorschriften, recepten die bij oefeningen in vredestijd goed bleken te zijn!" Hoewel erkend wordt, dat het noodig is te beschikken over degelijke reglementenkennis, acht Schr. daarnaast nog veel meer noodig om werkelijk voor de oorlogstaak geschikt te zijn. Inderdaad, maar men wijde in de eerste plaats veel aandacht aan het mindere, zonder echter na te laten het zelfstandig denken te ontwikkelen, dat Schr. terecht zoo noodig acht. Trouwens v. z v. de neiging daartoe aanwezig is, komt gelooven we dat denken van zelf ook wel goeddeels naar voren. Het onderwijs kan meewerken in de richting van het zelfstandig denken, echter eerst nadat men over grondige kennis beschikt. Eerst moet de basis voor het zelfstandig denken worden gelegd in den vorm van grondig weten! Schr. zet nader uiteen, hoe, om schadelijke verrassingen te voorkomen, het noodig is, dat de officier heeft leeren doordénken hetgeen de troep in een toekomstigen oorlog te wachten heeft en haalt tz. het volgende aan:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1922 | | pagina 58