61
3 jaar, voor een herhaald oefenjaar op Java 1 jaar en voor reserve 14 jaar,
gedurende welken tijd voor herhalingsoefeningen wordt opgekomen.
Indien we in een sterkte van bijv. 27000 man afgerichte manschappen
zouden willen voorzien, zouden, afziende van den invloed van verlies-
brengende factoren per jaar 1500 man moeten worden gerecruteerd. Steeds
zouden 3000 man in africhting, 4500 man op de Buitengewesten en 1500
man op Java zijn, terwijl 21000 man in reserve en voor herhalingsoefeningen
beschikbaar zou zijn.''
Hieromtrent zij aangeteekend, dat voorloopig nog wordt aangenomen,
dat voor de B. Bn benoodigd zijn ongeveer 10.000 man en in verband
daarmede een ongeveer gelijk aantal op Java voor aflossing. Het is o. i.
echter niet onmogelijk, dat dit aantal van 10.000 voor vermindering vatbaar
zou zijn.
Schr. wenscht het dienstverband op een bepaalden datum des jaars te
doen eindigen voor allen, die in dat jaar dienstexpiratie hebbendaarmede
zijn we het al lang geheel eens. Men krijgt op die wijze een soort „jaar-
klassen", die bij zelfde onderdeelen moeten worden ingedeeld en daarbij
blijven. Op den bedoelden datum worden die onderdeelen als het ware een
oogenblik opgeheven, echter v. z. v. mogelijk onmiddellijk weder opgericht
met behulp van de gereëngag:erden en afgerichte recruten, die tot dezelfde
nieuwe jaarklasse behooren.
Aan het slot legt D. er nog eens den nadruk op, dat het grondidee van
zijn betoog is: een op hoog peil brengen der recruteering en het bereiken
van de vereischte geoefendheid in één africhtingstïjd-
Te vermelden valt verder een tactische schets over gew.-mitr. groepen.
„Punt 6 van den Grondslag opleiding Inf.wordt door den heer Tabbers
besproken. Schr. dringt aan op het veelvuldig doen houden van oefeningen
in Batons-verband, waardoor in dit verband meer eenheid zal komen. Daarbij
moet gelegenheid worden gegeven om de officieren ook te oefenen in het
bekleeden van den naast hoogeren rang. Inderdaad en verder zegt de Schr.
zeer terecht: „Dit komt den officieren niet maar zoo aanwaaien, daarin
moeten ze worden geoefend".
Aanbeveling zou het o. i daarbij verdienen, niet te strak aan de
anciënniteit vast te houden; anders oefent b.v. de jongste kapitein met
een Baton waarvan geen enkele comp. door zijn normalen comdt wordt
aangevoerd en heeft hij het dus veel lastiger dan normaal het geval is,
wat voor een beginner toch weinig aangewezen is.
Zeer terecht zegt de heer T. ook, dat in het tijdperk der lichte oefn
natuurlijk zeer wel Batons-oefn kunnen worden gehouden, nuts „licht
Ook over den scheidsrechtersdienst komt in het artikel he. een en ander
voor, dat lezenswaardig is. Opgemerkt wordt, dat bij afdn van eemge
sterkte, het verkeerd is, de zwakste altijd maar te laten wijken en verder,
dat de scheidsrechter moet hebben: gezond verstand, kennis der voor
schriften, doch vooral ijver en toewijding, waarop dan volgt: „vooral
deze beide laatste eigenschappen zullen hem er toe brengen, zich t e r
plaatse van de verschillende opstellingen en aanvalsvormen te wil en
overtuigen, opdat hij w e t e, door eigen oogen aanschouwe, welke
maatregelen der partijen nuttig effect kunnen sorteeren. En hij zal daartoe
niet tegen een afdaling in een ravijn, een beklimming van een hoogte ot
het woelen door een natte sawah hebben op te zien".
Majoor Bannink geeft in „Het Wereldprobleem" een door de Comm.
voor het Ontwapeningsvraagstuk opgemaakt staatje van militaire begroo
tingen over de jaren 1913 en"22 (Men zie t. g. t ook 1. M. T. Jan. 1923)
Rekening houdende met een indexcijfer 163, komt Schr wat Indie betreft
tot een vermeerdering van 15 In 13 bedroegen de mil (leger en vloo
uitgaven 36°/0 van de totale gewone, in 22 slechts 23. 6 /0.