groep met en één groep zonder 1. m. Het Duitsche „Heft 5
v. d. Ausbildung des Inf. Zuges und der Inf. Kompanie" 1922 geeft
de indeeling der comp. in 3 sectiën, terwijl elke sectie uit 1 tot 2
1. m.-groepen en minstens 2 geweergroepen bestaat.
Pfeifer geeft in zijn als proeve ontworpen Inf.-Reglement: een
sectie, bestaande uit 2 half sectiën, de eene a 2 1. m.-groepen, de
andere a 2 geweergroepen.
De Fr. inf. beschikt over een aantal gew.-mitrs zoo groot, dat
wij daarvan zelfs niet droomen mogen. Echter kennen zij evenmin
als eenig ander leger (bij mijn bescheiden weten ten minste) het
systeem, dat blijkens de W. Jaarberichten bij ons voorstanders
schijnt te vinden. Zeer terecht wordt zulks door den bewerker van
het overzicht in het jongste W. J. B. (blz. 243) veroordeeld: het
Madsengeweer is niets bijzonders meer, mag dat niet zijn. Het
behoort organiek i n de sectie thuis.
Natuurlijk is er aan de andere methode wel eenig voordeel
verbonden. Afzonderlijke Madsengroepen in de hand van den C.-
Comdt of Batons-comdt maken, dat deze er in een bepaalde strook
méér kan plaatsen dan in een andere, dat de voorste linie extra
bedacht kan worden. Zulks zou dan ook aanbevolen kunnen wor
den, als wij boven de voor de hand liggende indeeling over nog
meer gew. mitrs beschikten. Waar dit niet het geval is; gaat de beoog
de bevoordeeling van een bepaalde strook of voorste linie ten
koste van het essentiëele deel der gevechtskracht van
de rest van het Baton, hetgeen een groot nadeel is. Dergelijke, van
Madsengeweren gespeende, onderdeelen zouden vaak, op het
gewichtigste moment in het gevecht gebracht, de zoo zeer te
veroordeelen dichte tirailleur-liniën moeten
vormen.
In het volgende is uitgegaan van de grondslagen: Madsen
groepen naast geweergroepen en een vierdeeling van het
Bataljon.
Om een door 4 deelbaar getal te krijgen, dus geen 30, doch 32
per compagnie.
De indeeling in Madsengroepen en geweer
groepen blijft ondanks alles o. i. een gebrek
kige regeling. Hadden wij beschikbaar, wat wij billijkheids
halve den troep moesten geven, dan zouden wij o. i. iedere groep
van een geweer-mitr. moeten voorzien, dus 16 per Cie, gelijk dit
bij het Nederlandsche leger ook in de bedoeling ligt en
wat de Duitschers nagelaten hebben, alleen omdat zij niet over
geweer-mitrs beschikten, doch slechts over lichtere mitrs d. w. z.
verlichte zware.
Nieuw is in de voorgestelde organisatie de afzonderlijke
indeeling van personeel voor den verbindingsdienst. Het is onjuist
13