Voornamelijk die zaken zullen naar voren worden gebracht, die
direct of indirect voor ons leger van nut kunnen zijn. Vooraf dient
echter de aandacht te worden gevestigd op het feit, dat wat bij het
Fransche leger in den oorlog van 1914-1918 goed heeft voldaan,
maar niet klakkeloos van toepassing zal mogen worden verklaard
op het Indische leger, dat onder zoo geheel andere omstandigheden
en in een geheel andere omgeving zal moeten optreden. In de
eerste plaats gold het daar een millioenen-leger, terwijl wij hier
.in het gunstigste geval over een legertje van ongeveer 20.000
man of een divisie van een legerkorps te beschikken zullen
hebben. Ook mag niet uit het oog worden verloren, dat
het aantal geneeskundige formaties bij zulk een reusachtige
troepenmacht enorm groot is, waardoor een specialisatie kon
plaats vinden, zooals bij ons nooit denkbaar zal zijn. Bo
vendien zal, om maar een voorbeeld te noemen, het in het leven
roepen van bepaalde centra voor behandeling van beenbreuken of
van hoofdverwondingen zijn uitgesloten, aangezien het aantal van
dergelijke verwondingen bij ons kleine leger te verwachten het
oprichten van zoodanige centra niet zou rechtvaardigen, ook al
zou die oprichting niet om andere redenen onmogelijk zijn. Verder
zij er nog op gewezen, dat waar de geheele natie gemobiliseerd
was, de medische hoogleeraren ook in dienst van het leger stonden,
waardoor het mogelijk was consulteerende geneesheeren van
grooten naam voor de verschillende speciale vakken daar in te
deelen, waar zij het meeste nut konden stichten. Waar Indië ver
moedelijk in de naaste toekomst niet over een medische faculteit
zal kunnen beschikken, zal voorloopig van een dergelijk instituut
geen sprake kunnen zijn. Dit is ten zeerste te betreuren, omdat die
consulenten een zeer belangrijken invloed op den geneeskundigen
dienst van het Franschen leger hebben uitgeoefend, waardoor deze
op een hoog peil kwam te staan.
M. i. is voornamelijk die periode uit den grooten oorlog voor ons
van belang om er lessen uit te putten, waarin de bewegingsoorlog
valt en wel van Juni-November 1918, aangezien toen op medisch
gebied alles zoo goed mogelijk was geregeld. In het begin van den oor
log o.a. bij het Marne-offensief was dit toch nog geenszins het geval.
Zooals van bevoegde zijde meermalen werd betoogd, zal een
loopgravenstrijd, gelijk die in Frankrijk werd gevoerd, voor ons
niet in aanmerking komen. Hiermede dient men rekening te
houden, aangezien in den loopgravenstrijd volgens Fransche gege
vens 75 der wonden door granaatscherven en 20 door
geweer- en mitrailleurkogels werden veroorzaakt, terwijl in de
hierboven genoemde periode de verhouding was 55 en 38
Wellicht zal bij een eventuëelen oorlog op Java de verhouding nog
gunstiger zijn, gezien het feit, dat de aanvaller zijn geschut zal
moeten aanvoeren over zee en daar de granaatschervenverwon-
dingen de gevaarlijkste zijn, vooral met het oog op primaire
19