Het tweede doel: BEHANDELEN. Noch in vorige oorlogen, noen in den oorlog van 1914-1918 heeft men dit moeilijke vraagstuk op ideale wijze opgelost. De reden hiervoor is gemakkelijk te vinden. In werkelijkheid bestaat er niet een chirurgie voor den tijd van vrede en een andere voor den oorlogstijd, noch een geneeskunde voor de ziekten van volkeren in vredestijd en een andere voor de ziekten in tijd van oorlog. Wetenschappelijk gesproken is de chirurgie één in haar eischen en de geneeskunde eveneens. In tijd van oorlog moet echter de noodzakelijkheid om te overwinnen alles overheerschen. Dat is de reden, waarom de chirurgische en de geneeskundige practijk in oorlogstijd altijd zullen afwijken van die in tijd van vrede. De omstandigheden, waaronder de principes en wetenschappelijke methoden moeten worden toegepast zijn nl. geheel andere. Maar indien het militair gezag ter eene zijde en de geneeskundige dienst ter andere zijde elkaar wederkeerig voorlichten en het eens zijn over de noodzakelijkheid, het uiteenloopen der eischen tot een minimum te reduceeren, zal de oplossing van dit vraagstuk de ideale zeer nabijkomen. Uit een uitsluitend medisch en chirurgisch oogpunt zou het zeker het beste zijn dadelijk den zieke of gewonde toe te vertrouwen aan den voor hem het meest aangewezen medicus- of chirurg-specialist om den zieke of gewonde op die wijze de meest volmaakte en geheel op de hoogte van den stand van de wetenschap zijnde behandeling deelachtig te doen worden en hem tot aan zijn herstel in handen te laten van denzelfden medicus of chirurg. Dit is echter zuiver theorie. Zoo iets kan zich slechts bij hooge uitzondering in de practijk voordoen. Daarentegen is de aanpassing van deze denkbeelden aan de verschillende oorlogsomstandigheden wel mogelijk en het behoort tot de taak van het militair gezag en den geneeskundigen dienst door innige samenwerking en wederzijdsche concessies deze te verwezenlijken. Dat het van zeer veel belang voor het moreel van den troep kan zijn te weten, dat in de nabijheid een kundig chirurg aanwezig is, om de gewonden zoo spoedig mogelijk te kunnen helpen, blijkt wel uit het volgende. In een Legerkorps was een first class chirurg, vermaard zoowel om zijn moed, als om zijn operatieve bekwaam heden; zijn aanwezigheid spoorde de troepen aan, die in het vuur gingen. „Hij is daar" zeiden de soldaten, die zijn ambulance voorbijgingen, welke altijd een vooruitgeschoven positie innam, „men kan zonder vrees voorwaarts gaan, hij zal ons weten te genezen, als wij gewond terugkeeren". De talrijke ambulances, genaamd „type 1910", geheel gelijk vormig en dus theoretisch onderling verwisselbaar, vormden in den aanvang van den oorlog de eenige reglementaire voorzieningen, niet alleen bij de Divisies maar ook bij de Legerkorpsen en Legers. Hoewel deze vinding het vooruitgaan van de troepen vergemak- 22

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 22