krachten, dat in zijn geheel den naam Voorpostendraagt. Treed deze toestand in, na afloop van een marsch in 's vijands richting, dan wordt hiervoor gewoonlijk de Voorhoede gebe zigd, na afloop van een terugtocht de Achterhoede, in dit laatste geval hiervoor troepenafdeelingen uit de Hoofdmacht aan te wijzen (zie „V. V." I. p. 187) moge theoretisch voordeeliger zijn, de oorlogspractijk heett deze handelwijze als te gekunsteld doen verwerpen. Naar de houding der V. P. bij een vijandelijken aanval kunnen twee soorten onderscheiden worden: 1°. V. P. ter beveiligen van Legerende troepen. 2°. V. P. ter dekking van een te verdedigen stelling. In het eerste geval houden de V. P. gewoonlijk tot het uiterste stand en worden zij zoo noodig door de achtergelegen troepen versterkt, in het tweede geval eindigt hunne taak zoodra de stelling bezet is en is versterking in den regel uitgesloten. In beide gevallen zijn de opstelling, de dichtheid en de graad van gevechtsvaardigheid afhankelijk van de soort en het aantal der vijandelijke troepen, die zij tegenover zich kunnen krijgen. Deze beide factoren moeten niet zoozeer worden afgemeten naar den afstand lot den vijand, als wel naar het Wegennet tusschen de beide partijen, waarbij in aanmerking moet worden genomen de mogelijkheid voor den vijand om op meer of minder uitgebreide schaal van Autotractie gebruik te maken. Gebroken dient dan ook te worden met de vroeger gangbare meening, als zou één dagmarsch een afstand zijn, waarop men zich voor vijandelijke infanterie veilig mag voelen. Pantserauto's, mitrailleurs en inf. geschut hebben het mogelijk gemaakt de gevechtskracht van een kleine, door middel van auto's verplaatsbare, inf. afdeeling zóó hoog op te voeren, dat men kans zou loopen met deze onderstelling bedrogen uit te komen. Als grensgevallen zijn te beschouwen, dat, waarbij inderdaad slechts gevreesd behoeft te worden voor betrekkelijk zwakke, meer of minder aan de wegen gebonden verkenningsafdeelingen (Cava lerie en wielrijders) en dat, waarbij de opening of hervatting van den strijd ieder oogenblik te verwachten is. In het eerste geval wordt de beveiliging van een legerenden troep in hoofdzaak verkregen door een diepte-échelonee- ring der kantonnementen, waarbij de het meest nabij den vijand gelegen kantonnementen zoo mogelijk tot achter een gemakkelijk te verdedigen terreinafscheiding worden vooruit 32 111. Tijdschrift-Artikelen„De Mil. Speet.'' 1920 blz. 578, L. j. Schmidt „De cornp. op Voorposten"; „ld" 1921 blz. 116, G. Kuyper „Critische beschouwingen naar aanleiding van het art, van den heer Schmidt"; „ld" 1922 blz. 405, H. G. Ontrop-,,Voorposten"; „Mavors" 1919 blz. 513, M. R. H. Calmeijer „Het Voorpostengevecht"; „ld" 1922 blz. 354, J. Dwars „Beschouwingen over beveiliging door Voorposten".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 32