4de. verdediging door de versterkte bezetting tegen ver
wachte aanvallen.
177. VERONTRUSTING. De doorloopende verontrusting
van den vijand en de vernieling van zijne werken geschiedt door
art.- en bommenwerpervuur, vliegeraanvallen, inf.-vuur, kleine
ondernemingen, gasaanvallen en mijnoorlog.
178. VERDEDIGING TEGEN PLAATSELIJKE AANVALLEN.
Plaatselijke aanvallen dragen steeds een verrassend karakter. Zij
worden niet of slechts door een korte inleidende art.-beschieting
voorafgegaan. Dergelijke aanvallen zijn alleen af te slaan, indien
gezorgd is voor een uitstekenden verkennings- en veiligheidsdienst.
Alle uitkijk- en waarnemingsposten, luchtverkenners en bewa
kingsposten hebben tot taak onmiddellijk alles te melden, wat op
een naderenden aanval wijst.
Voorts moet de art. zoodanig zijn opgesteld, dat vuurcon-
centratie vóór de belangrijkste deelen van de stelling zoo
krachtig en zoo snel mogelijk kan worden doorgevoerd (zie 156).
179. BEWAKINGSPOSTEN EN ART.-VUUR OP HET OOGEN-
BLIK VAN DEN AANVAL. De bewakingsposten op het aange
vallen stellinggedeelte houden, indien het tegendeel niet bepaald
is, krachtig stand en bestoken de doordringende troepen met alle
beschikbare middelen (zie ook punt 129). Het stormvuur wordt
onverwijld ontketend. De vijandelijke battn, die op eenigerlei wijze
den aanval steunen, worden zoo krachtig mogelijk beschoten b. v.
met gasprojectielen.
180. TEGENSTOOTEN EN TEGENAANVALLEN. Wanneer een
plaatselijke aanval dreigt te zullen slagen, moeten terstond tegen-
stooten worden uitgevoerd door afdn, welke zich achter of naast
het aangevallen stellinggedeelte bevinden en binnen het vijandelijk
insluitingsvuur zijn.
Tegenaanvallen door daarbuiten geplaatste troepen zullen veelal
eerst kunnen geschieden, wanneer de vijandelijke battn, die het
insluitingsvuur (punt 159) afgeven, buiten gevecht zijn gesteld,
dan wel geneutraliseerd zijn. Dit moet dus zoo spoedig mogelijk
geschieden.
181. VERDEDIGING DOOR DE NORMALE BEZETTING TE
GEN VERRASSENDE AANVALLEN. Hoezeer bij een goed geleiden
verkennings- en inlichtingsdienst de kans niet groot is, dat een
krachtige aanval zal losbreken, vóórdat de normale bezetting tot
de versterkte is kunnen opgevoerd worden, dient met deze moge
lijkheid in de verdedigingsplannen toch rekening te worden
gehouden.
Het geheele afslaan van een krachtigen aanval door de normale
bezetting zal in den regel niet mogelijk zijn. De verdediging moet
er dan op gericht zijn, om op goed gekozen punten o. m. door
tegenstooten en tegenaanvallen den aanval tot staan te brengen
en voorts, door het bezetten van grendelstellingen of grendelloop-
44