graven, het doordringen zooveel mogelijk plaatselijk te beperken.
Na de aankomst van versterkingen wordt alsdan getracht door
groote, goed voorbereide tegenaanvallen den oorspronkelijken
toestand zoo spoedig mogelijk te herstellen.
182. VERDEDIGING DOOR DE VERSTERKTE BEZETTING
TEGEN VERWACHTE AANVALLEN. Het is de plicht van de
versterkte bezetting om alle loopgraven en steunpunten, die haar
ter verdediging zijn toevertrouwd, tot het uiterste te behouden.
Het vrijwillig prijsgeven van deelen eener loopgraaf, in de hoop
deze later door tegenstooten of tegenaanvallen te hernemen, mag
alleen geschieden op bevel van den chef van den comdt, aan wien
het betrokken loopgraafgedeelte ter verdediging was toevertrouwd.
183. GENEESKUNDIGE DIENST. Per regimentsvak worden in
de stelling een of meer hulpposten opgericht, door een deel
van het geneeskundig personeel der troepen. Dit personeel vormt
per divisievak dicht achter de stelling een hulpverband-
plaats, zoomede meer achterwaarts een verzamelplaats
voor marschvaardige gewonden. Ten slotte brengt
de V. B. A., buiten 's vijands vuurbereik, per divisie een hoofd-
verbandplaats in bedrijf.
Het zal voorts noodzakelijk kunnen zijn per divisiegroep te
beschikken over een of meer inrichtingen, waarin o. m. specialis
tische operatieve hulp kan worden verleend; eveneens zal de
behandeling van gaszieken afzonderlijk moeten geschieden.
Met de uiterste krachtsinspanning moet er naar gestreefd worden
de tusschen de wederzijdsche stellingen liggende dooden en
gewonden zoo spoedig mogelijk te vervoeren.
Het gewondenvervoer van de hulpverbandplaatsen en zoo moge
lijk reeds van de hulpposten naar de hoofdverbandplaatsen
geschiedt zoo mogelijk met motorvoertuigen of (en) vaartuigen.
Dit vervoer vangt zoo dicht mogelijk bij de stelling aan.
184. MUNITIEVOORZIENING. De munitie der munitie-voertui
gen, behoorende tot de troepen, wordt zoo noodig ontpakt en in
de stelling bij de inf.-afdeelingen en battn gereed gelegd.
De munitie der munitie-treinen wordt eveneens zoo noodig ont
pakt en vormt dan een z. g. dagrantsoen in de h u 1 p-
munitiemagazijnen.
Voor de inf. (mitrs, lichte bommenwerpers, inf.-geschut enz.
inbegrepen) wordt doorgaans een hulpmunitiemagazijn per
regimentsvak opgericht; voor de art. geschiedt zulks naar behoefte.
De hier bedoelde voertuigen worden ten spoedigste wederom
door aanvoer van achteren geladen en vormen alsdan, achterwaarts
nabij knooppunten van wegen geparkeerd, een mobielen
reservevoorraad. T evens worden hoofd munitiema-
g a z ij n e n en wel in den regel voorloopig één per divisie inge
richt voor alle wapens, welke, afhankelijk van de meerdere of
45