De fout in de ligging van het Q. T., voor zooverre die ont
staan is door den onder h genoemden factor, is bij de voorbe
reiding van een vuur als regel niet op te heffen. Men is zeer
afhankelijk van de nauwkeurigheid waarmede de kaart is samen
gesteld.
Wel zal men er naar streven, zoodra de strijd gedurende
langeren tijd in ongeveer hetzelfde terrein plaats heeft, de kaart
op verschillende wijzen te verbeteren. Dit kan b. v. geschieden
door middels driehoeksmeting en artilleristische bepaling de
ligging der voornaamste punten te controleeren, en b. v. met
luchtfoto's gegevens omtrent het tusschenterrein vast te stellen.
Anders is het met de factoren a t/m g. Door de grootte dezer
afwijkingen zoo goed mogelijk vast te stellen en de daaruit
voortvloeiende gevolgen wat betreft de ligging van het Q. T. na
tegaan en in rekening te brengen, wordt de waarde van de waar
schijnlijke fout in de ligging van het G. T. geringer. M. a. w.
hoewel men bij een bepaald vuur niet de zekerheid heeft door
deze werkzaamheden de ligging van het G. T. beter te doen
zijn dan zónder hen, zoo zal toch, indien men een groot aantal
van dergelijke, zonder inschieten afgegeven, vuren beschouwt,
de ligging van het G. T. in de gevallen waarin wèl in rekening
brengen dezer factoren heeft plaats gehad, gemiddeld beter zijn
dan in die waarin dit niet geschied is.
Van het meeste belang voor de beoordeeling
of de toepassing van daginv1oedcorrec t i es
voordeelig is, is de quaestie of men er niet al
leen in slagenzaldewaarschijnlijkefoutinde
ligging van het G. T. te verkleinen, maar of de
mogelijkheid bestaat deze fout werkelijk gering
temaken. Dit wordt in hooge mate beheerscht door de niet
op te heffen fout, ontstaan door den factor h.
Beschikt men over onvoldoende gegevens omtrent de ligging
van het doel, dan heeft het in rekening brengen van daginvloeden
geen zin 2), daar niettegenstaande de gedane moeite in verhou
ding slechts een kleine verbetering der waarschijnlijke fout in
de ligging van G. T. is verkregen. De graad van volmaaktheid
of verbetering van de bestaande kaarten is dus van grooten
invloed op de beoordeeling of in een bepaald geval de dagin-
vloedberekening van nut zal zijn (Men vergete daarentegen niet
dat gegevens omtrent de ligging van het doel ook door de
vroegere vuren kunnen zijn verkregen).
Major Boelche betoogt in de artikelenreeks-. „Das deutsche Kriegs-
vermessungswesen" (Technik und Wehrmacht 1919 No. 1 12) de
noodzakelijkheid van een trigonometerafdeeling per afdeeling lichte-,
of per batterij zware artillerie.
2). Uitgezonderd die ad b, c-aa en g wat betreft het opheffen van on
derlinge verschillen tusschen de vuurmonden eener batterij.
48