flankementsinrichtingen draagt belangrijk bij tot het behoud der stel
ling.
Het is juist het flankeerend vuur wat het normaal gebruik der mitrs
en madsengeweren in voorste linie is, dat in waarde toeneemt met de
vermindering van het frontale schootsveld."
Kapitein Camman schrijft over „Infanterieperspectieven" n. a. van het
artikel van D. uit de vorige aflevering. Hij wijst er op, dat eene dadelijke
bezuiniging door vermindering van de sterkte niet wel mogelijk is en wil
bezuiniging op de Landsuitgaven door „het personeel van enkele andere
Gouvernementsdiensten (gewapende politie, algemeene politie, veldpolitie,
douane, P. en T. besteldienst, enz.) in te krimpen en een evenredig deel
van hun taak op het leger over te dragen''.
Het is ons niet geheel duidelijk waarom toch aan het Leger allerlei
diensten moeten worden opgedragen, waarvoor het nóch bestemd, nóch
speciaal geschikt iswelke reden kan er wel bestaan om douane- en post
dienst te gaan verrichten
H. L. R. geeft een opstel over „Malariabestrijding bij het Fr. leger in het
Oosten", waar krachtige prophylaxe werd toegepast, terwijl een afzonder
lijke anti-maiariadienst werd opgericht.
Daarna volgt „Nachtelijke ondernemingen'.', waarin we lezenBovendien
weet de aanvaller wat hij wil", waarop we ons afvroegen moet de verde
diger dit niet even goed weten? Schr. wijst op het groote belang van het
veelvuldig oefenen gedurende de duisternis en van goede verbindingsmid
delen bij een nachtelijken aanval.
E. N. betoogt in „De toekomst van ons leger", dat we nog nooit in
staat zijn geweest Java te verdedigen en dat de Minister niet veel nieuws
vertelde met te zeggen, dat een modern uitgerust staand leger boven onze
finantiëele draagkracht gaat, maar dat is z. i. geen reden om niet te zorgen,
dat we zoo goed mogeiijk weerbaar worden, waarbij niet te veel op onze
militie moet worden vertrouwd.
In „Is bezuiniging bij den Geniedienst mogelijk", is de heer v. Exter
aan het woord. Terecht acht hij bezuiniging op de bedragen voor gewoon
onderhoud bedenkelijk; als men zoo eens rondkijkt, zou men eerder ge
neigd zijn om verhooging te bepleiten, vele mil. gebouwen zouden best
b. v. een tikje verf kunnen gebruiken.
Wèl wil Schr. een groot aantal werkzaamheden door den troep laten
verrichten (schoonhouden kampementen, witten, onderhouden schietter-
reinen). Ook op de verlichting kan worden bezuinigd, tz. lezen we:
„De bepaling in de Genieorder, dat slechts op machtiging van den
Leger-commandant wijziging in de verlichting mag gebracht worden is
niet bevorderlijk voor het betrachten van zuinigheid in dezen, daar menig
een het te groote soesah vindt voor „zoo'n paar lampen" eed voorstel
op te maken.
Aan den anderen kant heeft genoemde bepaling zijn goede zijde, doordat
ze remmend werkt op de zucht, om de verlichting maar steeds uit te
breiden".
Van beteekenis dunkt ons het voorstel om benoodigd hout rechtstreeks
uit de Gouvernementsbosschen te betrekken. Hetzelfde geldt uiteraad
voor B. O. W.
Verminderd zou verder kunnen worden het aantal Genieofficieren, waar
tegenover Schr. dan Infanterieofficieren bij de Genie zou willen detacheeren
om tot allround pionierofficier te worden gevormd. Voor den bouwdienst
wil hij gebruik maken vooral van opzichters, die goedkooper zijn, terwijl
ook meer tijdelijk personeel moet worden gebezigd. De geniewerklieden
58