61 Met den termijn van 6 jaar is dat anders geworden, hetgeen te betreuren is. Hiermede willen we nu nog niet direct betoogen, dat dit nadeel de voor deden van kortere stages in de tropen te niet doet, maar wel dat o. i. voor de opvatting van den Minister wat te zeggen is. Waar verder bij den Staat groot geldgebrek heerscht, men dooreenge- nomen best 10 jaar onafgebroken in Indië kan vertoeven en de verloven het Gouvernement verbazend veel geld kosten, lijkt ons verlenging van den termijn niet bijzonder bedenkelijk, ja is het ons eenigszins een raad sel, dat men die verlenging (niet tot 8, maar tot 10 jaar) niet als een der eerste bezuinigingsmaatregelen heeft doorgevoerd. De Minister sprak ook van het „lichtvaardig met verlof gaan te be perken" en ook dit wordt in het artikel aangevallen. N. o.m. gaan inder daad vele ambtenaren lichtvaardig met verlof, wat echter voor de Regee ring nog geen termen behoeft op te leveren, om in dit opzicht regelend te gaan optreden. Terecht wordt er in het artikel op gewezen, dat tenslotte slechts weinigen na 6 jaar met verlof gaan; de maatregel: verlenging tot 8 jaar haalt dan ook o. i. nagenoeg niets uit, bij 10 jaar zouden echter de resultaten zeer loonend zijn. Met de meening der Redactie, dat bij verlenging van den termijn het aantal verloven wegens ziekte zal vermeerderen, kan uiteraard worden ingestemd, dat het bij verlenging er echter tegenwoordig nog toe zou kunnen komen, 2 dat de helft, of der verloven tot de „ziekteverloven" zouden gaan behooren, kunnen we allerminst aannemen. Het slot van het artikel zij hier overgenomen„Maar het zwaartepunt van de bestaande regeling en dit geldt voor allen in gelijke mate is gelegen in de zekerheid, het veilige gevoel dat men gaan kan, wan neer het n o o d i g mocht zijndat men niet gedwongen is langer te blijven, wanneer ziekte van het gezin, de opvoeding der kinderen, ongun stige berichten van naaste familiebetrekkingen of andere redenen van dien aard een verblijf in Europa gewenscht of noodig maken. Aantasting daar van zou slechts te verdedigen zijn als hoogere belangen daartoe zouden dwingen, niet een problematieke algemeenheid als de bevordering van de gehechtheid aan het land, die niet in cijfers is uittedrukken, maar concrete, scherp omschreven eischen dwingende noodzaak. Die noodzaak zien wij vooralsnog niet. Wij zijn dan ook van meening, dat verlenging van den verlofstermijn de meest onoordeelkundige maatregel zou zijn, die de Regeering zou kunnen treffen. Niet alleen, dat daardoor de lust om in Indischen dienst te treden die toch al niet bijster groot schijnt aanmerkelijk zou worden verzwakt, ook voor den opgewekten geest onder de reeds in dienst zijnde ambtenaren zou dit niet bevorderlijk blijken. Want inplaats van het doel, dat de minister beoogt, de bevordering van de gehechtheid aan Indië en daarmede een grootere toewijding, zou juist het tegendeel worden bereikt, een gevoel van wrok en tegenzin in den arbeid bij hen, wier aanwezigheid in Europa noodig is en die tot een langer verblijf worden gedwongen.'' Wij zien een en ander niet zoo somber in; er is o. i. „dwingende nood zaak" en wel de slechte finantiëele toestand des Lands. Onder „Vereenigingsnieuws" treft men aan de mededeeling, dat er kans is, dat de benoodigde gelden voor verhooging der Weduwen- en Weezen- pensioenen op de Aanvullingsbegrooting '23 zullen worden gebracht en verder het verslag van een vergadering van het H. B. met de Militaire Salariscommissie, welke commissie zal voorstellen de salarissen der offi cieren in algemeenen zin te doen overeenkomen met die van B. B. Besproken werden o.m. de Bijzondere Verbandregeüng en de pensioenen- Tot slot eenige mededeelingen van het Informatiekantoor in Nederland.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 61