63 „Moderne inzichten betreffende de inf. verdediging enz." behandelt een verdediging, waarbij is aangenomen, dat men l k 2 dagen tijd heeft gehad voor de inrichting van de stelling. Het „Algem. gev. voorschrift" en de „Aanwijzingen bij de opleiding der Inf." worden t. a. v. dit onderwerp ge raadpleegd; Schr. geeft eenige lacunes in deze voorschriften aan en vindt het vooral jammer, dat daarin van een vóór-verdediging geen sprake is, zooals men die aantreft in andere reglementen en in verschillende studies. „Nieuwe denkbeelden over de inf. groep enz." opent geen nieuwe ge zichtspunten. Uitgangspunten vormen Duitsche werken, waarin men zooals men weet nog steeds het verspreiden en den stormaanval handhaaft. Ind. Gids Sept. „Een veel toegepaste bestuursmaatregel op de B. B." waarschuwt tegen het lichtvaardig doen verhuizen van kampongs van hooger gelegen streken naar lager gelegene en het doen veranderen van de bouwwijze der huizen. Meerdere voorbeelden worden aangehaald om de funeste gevolgen aan te toonen. Waar in de toekomst vermoedelijk weer vele offn als civ. gezaghebber zullen optreden worden de ervaringen van een collega ter lezing aanbevolen. Cav. Tijdschrift Sept. In „De nieuwe organisatie" wordt door Schr geklaagd dat de oefn met andere wapens zoo weinig nut opleveren voor de cav., terwijl met de nieuwe dislocatie, waarbij de wielrijders gescheiden zijn van de cav., ook de oefening met dit onderdeel achterwege zal blijven. Oefeningen tegen en met elkaar zullen uitzondering blijven. Overgaande tot de bespreking van de nieuwe organisatie geeft Schr. als zijn meening te kennen. „Wil men dus geen Gen. Majoor comdt van eene werkelijk lichte gemengde Brigade, tevens Inspecteur der cav., dan is het m. i. veel beter wielrijders en cav. te combineeren en zoo spoedig mogelijk terug te keeren tot het Div.-verband van vroeger. Ons kleine wapen staat nu te veel op zich zelf". Daarna wordt aangegeven op welke wijze deze in deeling bij de Div. zou kunnen plaats hebben. „Losse gedachten" (vervolg) betoogt de noodzakelijkheid, dat aan de eskadrons een 15-tal wielrijders wordt toegevoegd, teneinde offn en voor al het kader te leeren hoe ze deze moeten gebruiken ter besparing van ruiters en paarden. 12. OVERZICHT BUITENL. TIJDSCHRIFTEN, door H. Inf. Journal. Aug. „Army reduction" geeft aan welke maatregelen door de Am. regeering worden genomen om het aantal officieren, dat na de vermindering van het leger veel te groot is geworden, weer in een goede verhouding met de legersterkte te brengen. „The officers retired or discharged will be those whom the board considers for any reason least suitable for retention under the circumstances, it is essential that only the most effective officers be retained. Except for the branches of the Medical Departement and Caplains, selections for retirement and discharge will be made without regard to branch of service. All officers will be considered as one pool from which those who, for any reason, are least effective, regardless of branch in which commissioned are to be removed." De ontsla gen officieren „are urged to affiliate with the National Guard or to apply for appointment in the Officers' Reserve Corps, thereby continuing as members of the Army of the United States available for service when needed". The Art. Journal May—June Schr. van „Some aspects of American field art." onderwerpt het Am. veldgeschut aan een beschouwing. Van de stelregel uitgaande „that the houwitzer to be used with the Division should be of about the same mobility as the seventy-five" wenscht Schr. een nieuwe Hw. ingevoerd te zien. Sommigen willen een Hw. welke veel lichter is dan de thans bestaande, doch Schr. geeft als zijn meening aan: „Extreme fire power is the main factor desired, speed of. manoeuvre, that is to say, fast

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 63