seiners, telefonisten, handgranaatwerpers. Verkenners hebben wij niet. Wel wordt er eens vermeld, dat ervaren manschappen voor dit of dat patr. werk moeten worden gekozen, maar dat geeft weinig, als er geen opleiding is geweest. Verkennerseigenschappen komen iemand maar niet aanwaaien en we kunnen in de cie wel menschen aanwijzen, die goede verkenners „zouden kunnen wor den", maar zij z ij n het nog niet. Bij de oefeningen met de moderne naderingsvormen valt ons dadelijk op, dat de uitgezonden verkenners of voelhorens weinig nut afwerpen. Zij begrijpen hun betrekking niet, denken meer om de opgegeven afstand tot de cie (zonder die zelf te kunnen bepalen) dan om wat vóór hen ligt. Dikwijls ziet men ze met het hoofd naar de cie gewend een sprong voorwaarts maken. Hun moet de bedoeling van het werk geleerd worden. 6 In verschillende legers heeft men daarvoor een opleiding en wij willen hier iets mededeeien over die opleiding in de U. S. A. Men is daar zoover, dat het moderne gevecht wordt onderwezen aan een Inf.-schooi. Deze school bevindt zich in het Camp Benning bij de stad Columbus in de staat Georgia. In 1921 waren er 401) officieren en 4000 man. Doel is, officieren van de Inf. op te leiden in de krijgskunst, zoodat zij hun plichten in den oorlog goed kunnen vervullen en in staat zijn anderen te onderwijzen. Zooals te begrijpen is er alles „the greatest", „the biggest" en „the best" van de wereld. Wij kunnen ons dergelijke instellingen niet permi- teeren. Het blijft echter een feit, dat de moderne aanval veel meer opleiding eischt dan vroeger en dat o. i. in die richting wel wat gedaan kan worden zonder dat het geld kost (of heel weinig). Ergens een baton „modern" opleiden en dan eenigen tijd wat officieren en kader detacheeren, die het weer in hun garnizoen aan anderen onderwijzen. Er geschiedt reeds iets in dien geest met de G. M. Maar keeren we tot de verkenners terug. De opleiding daarvan geschiedt eveneens in Camp Benning volgens de methoden ver meld in een boekje: Scouting and Patrolling. Het hier volgende is daarop gebaseerd en op de Provisional Infantery Drill Regula tions, American Expeditionary force. Het verkenningswerk is van zooveel belang geworden, dat in elke groep twee man in het bijzonder hiervoor worden opgeleid. De verkenners treden zelfstandiger op dan de rest van de groep. Deze zelfstandigheid eischt een overeenkomstige mate van tucht en opleiding. Een strenge keuze is hoogst noodzakelijk voor deze betrekking. Lieden met weinig karakter en ontwikkeling, met een minder sterk physiek of zij die geen belangstelling voor het werk toonen, zullen nimmer voldoening gevende resultaten opleveren. Toch is er geen onderdeel van de verkennersopleiding, dat de gemiddelde soldaat zich niet kan eigen maken. Dit moet den adspiranten terdege onder het oog gebracht worden. Natuurlijk 101

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 33