het gezicht en het gehoor, het snel waarnemen, oriënteeren, kaart lezen, het kiezen van den juisten weg door het terrein en het van te voren vaststellen van dien weg, dus tot waar le sprong, dan 2e enz. om achter een bepaald terreinvoorwerp a. a. te komen, het kompas en al wat daarmede verband houdt (loopen op het kompas, richtingen bepalen, azimuth enz., alles ook bij nacht), overwinnen van hindernissen en doorknippen van draadversperrin gen, het lezen van v ij a n d e 1 ij k e kaarten, het plaats- bepalen van een vij. post vanuit een verwijderd punt. Veel van het hier vermelde lijkt bijzonder eenvoudig en wij hooren al opmerkingen als „dat kennen en kunnen onze menschen al". Al deze punten bevatten bij de opleiding echter vele moeilijk heden. Om maar enkele te noemen. Het kruipen. Kruipen kan elk kind, maar kruipen zooals een verkenner het moet doen, dat kunnen slechts weinigen. Het vereischt zeer veel oefening. Kruipen op handen en knieën doet de verkenner op grooten afstand in hoog gras of struikgewas, dichterbij gaat hij vooruit als een worm, het z. g. „crawling". Wie kent dit zonder degelijke oefening? En een verkenner moet in het terrein kunnen beoordeelen op welke wijze hij den vij. naderen zal. Dus niet op handen en knieën kruipen op 300 M. van den vij. in open terrein, zooals wij bij de oefeningen meestal zien. Het bewegen in 's vij. nabijheid is een van de moeilijkste ver richtingen. Er is een strook vóór den vijand, waarin ongeoefenden zich niet kunnen vertoonen, zonder gewond te raken, of te sneu velen. Maar de geoefende verkenner aarzelt niet. Hij weet, dat doodstil liggen achter een dekking en in het open terrein de veilige schuilplaats is. Moet hij op dergelijke open stukken vooruit (dus zonder eenige dekking), dan razend snel. Het langen tijd doodstil liggen en zoo plat mogelijk (dus niet ons model liggen) eischt ernstige beoefening. En het waarnemen uit deze houding? Na langen tijd stil te hebben gelegen, het zeer langzaam oplichten van het hoofd. Vlugge bewegingen van lichaamsdeelen van den liggenden verkenner trekken 's vijands aandacht. Het onhoorbaar kruipen door water, het gaan of kruipen door aanplant, zonder deze te bewegen, kortom elk punt van het individuëel onderwijs is van het grootste gewicht. ad 2. Verplichtingen bij de nadering. De ver kenners doen hier den dienst van voelhorens. Zij doen hun werk in paren. Teamwork, samenwerking is van het hoogste belang. De verkenners moeten een absoluut vertrouwen in elkaar bezitten. Nadat de vuurwals is opgehouden, of wanneer deze er niet is, wordt de nadering beveiligd door de verkenners. Zij ontwikkelen zich in een breede onregelmatige linie. Hun doel is de vij. inf. en mitrs te dwingen het vuur te openen en zich daardoor kenbaar te maken. Waren er geen verkenners, dan zouden de secties blinde- 103

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 35