lings in het vij. vuur loopen en vastloopcn in een stelling van waaruit zij noch vóór, noch achteruit kunnen. Het is natuurlijk niet de bedoeling om roekeloos voorwaarts te gaan tot zij het vij. vuur tot zich trekken. Zij nemen zooveel mogelijk dekking en gaan zeer voorzichtig vooruit, geheel in over eenstemming met hun opdracht, n. 1.: een doorloopende aggressieve verkenning voeren. De vij. zal het vuur niet op hen openen, hoewel zij een goed doel bieden. Hij zal zich zoo lang mogelijk stil houden om zij.t opstelling niet te verraden. Maar het is dat steeds meer naderen van die verkenners wat hem ten laatste dwingt tot vuren. De verkenners zijn als de pionnen in het schaakspel, hun opdringen dwingt de grootere stukken tot actie. Het eene oogenblik zijn de verkenners 400, 500 M. vooruit, het andere oogenblik zijn zij in de linie. Wanneer mitrs of versterkte punten worden ontdekt, dan zullen zij hierop vuren. In bosschen zullen zij het front en de flanken van de naderende afdn beveiligen en verkennen. Is alles veilig voor de comp., dan gaat deze voorwaarts; vooruit geschoven vij. posten worden oogenblikkelijk in front en flanken aangevat. De verkenners nemen hun weg langs en door die plaatsen, waar de mogelijkheid, dat de vij. zich daar ophoudt het grootst is. Zoo van dekking tot dekking gaande, naderen zij de vij. linie. Onweerstaan baar gaan zij voorwaarts, den vij. doorloopend bespiedend en elk teeken van zijn aanwezigheid beoordeelend. De snelheid, waarmede genaderd wordt, hangt van den vij. af. De nadering tegenover een actieven vij. zal omzichtiger en langzamer plaats hebben, dan tegen over een, waarmede de voeling verloren is gegaan. In elk geval zullen huizen, natuurlijke dekkingen, bosschen en dorpen voor zichtig genaderd worden. Bij de nadering hiervan zal één verkenner steeds in stelling blijven, terwijl de ander voorwaarts gaat voor de eigenlijke verkenning. De sectie (comp.) zal nimmer op open ruim ten komen, voordat de punten, dievan'sv ij ands zijde die ruimten beheerschen, door de voel horens verkend zijn. Verbinding met de verkenners zal door ordonnansen onderhouden worden. Dit wat de nadering in front betreft. Men ziet er is aan onze fuseliers op dit gebied nog heel wat te leeren. Het Depötbataljon is daarvoor niet berekend, de opleiding moet bij den troep geschie den en nu wij genoeg officieren hebben, is dat wel mogelijk. Maar ook hier weer, van de keuze van den instructeur hangt alles af. Niet het willekeurig aanwijzen als bij seinen, handgranaatwerpen enz. Alleen de ambitie bereikt de beste resultaten. Kan die opleiding in enkele garnizoenen geconcentreerd worden, zooveel te beter. Het brengt weinig kosten mede. Verder de verplichtingen als voelhoren-verkenner volgende, worden de volgende punten nog uitvoerig behandeld. Het optreden als verkenner wanneer de sectie een flankaanval 104

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 36