I
bij het terreinwinnen langzamerhand moest verdichten, om ten
slotte als dichte tirailleurlinie het z. g. vuur overwicht af te dwingen.
Eigenaardig genoeg bewijst de theorie van het vuuroverwicht,
althans in haar vorm van vóór 1914, weder een overschatting van
de eieren vuuruitwerking
Helaas bezitten wij nog steeds een R. I. II, dat dergelijke begin
selen huldigt (Zie vooral punten 357 en 459).
De herfstgevechten aan den Yzer in 1914, waar de bloem der Duit-
sche studecende jeued, ondanks onvergelijkelijke zelfopoffering
en doodsverachting, door de vijandelijke machines werd neerge-
maaid, kunnen in dit opzicht als een keerpunt beschouwd worden.
De wilde, onweerstaanbaar geachte bajonetaanval maakte plaats
voor een langzaam naderen tot de stelling; de spade kreeg
ook als aanvalswapen de haar toekomende
groote plaats; de dichte linie maakte plaats voor de ijle.
Een tusschenruimte van 5 a 6 pas mag thans bij een aanvallende
tirailleurlinie, tegenover een modern bewapenden tegenstander,
wel als normaal beschouwd worden.
Bij gezamenlijke gevechtsschietoefeningen moet hiermede natuur
lijk rekening worden gehouden. Hierbij doet zich nu evenwel de
moeilijkheid voor, dat onze voorschriften o. i. geen betrouwbaren
maatstaf bieden, voor wat betreft de trefkans op moderne oorlogs
doelen en het dus ook bijna onmogelijk is een juisten indruk te
krijgen van de schietvaardigheid der compagnie. De berekening
der trefkans volgens het gelijknamige hoofdstuk van het „AAN
HANGSEL S. V. I.", dat ons vroeger in deze zoo uitnemend
voorlichtte, is n. 1. geheel gegrond op een tirailleurlinie met
tusschenruimten van ten hoogste 12 pas (Zie de „opmerking"
onderaan blz. 29). Hierbij mocht aangenomen worden, dat de
verdeeling der treffers over de geheele doelbreedte gelijkmatig was
en kon daardoor de trefkans op (dichte) tirailleurliniën afgeleid
worden uit de proefondervindelijk vastgestelde trefkans op een
verticaal doel (b. v. linnen schijf) zonder tusschenruimte (Zie
18 en 19). Vuurt men evenwel op kleine of middelbare afstanden
met een afdeeling geweerschutters op een tirailleurlinie met 5 of
meer pas tusschenruimte, dan valt de spreiding van het wapen
(Zie 9) vrijwel weg tegenover de tusschenruimte en, daar op
ieder der doelen eenige schutters mikken, splitst de bundel zich
in evenveel dunne bundels, als er doelen zijn.
Ieder dier doelen komt dus in een trefferkern te liggen of m. a. w.
heeft meer kans getroffen te worden dan een willekeurig even
Zie over dit onderwerp de zeer lezenswaardige artikelen „Über Taktik
und Ausbildung der Int." door Kapt. O. Wohlfahrt in de „Alg. schwei-
zerische Mil. Zeitung" 1922, welke schrijver zijn materiaal in hoofdzaak
geput schijnt te hebben uit „Die Kritik des Weltkrieges von einem
Generalstabler"
106