heven gedragen klewang op het hoofd') van den tegenstander doen neerkomen. Dekt deze zijn hoofd met het geweer 2), dan de rechterarm onmiddellijk voor het samentreffen achterwaarts strekken en een steek rechtuit toebrengen. Na deze uiteenzetting werden de 24 deelnemers Eurn en Soendaneezen vier aan vier, willekeurig gegroepeerd, tegenover elkaar gesteld, elke groep een maal bewapend met geweer-bajonet, een maal met karabijn klewang. Op het Co Attaqueeren stormden de groepen op elkander in. Wie getroffen werd viel uit. Het resultaat was, dat 20 met geweer bewapenden buiten gevecht werden gesteld en 11 met karabijn uitgerustten. Wijst deze uitslag op zichzelf reeds op een groote meerderheid van de laatste bewapening boven de eerste, te meer springt deze in het oog, wanneer men in aanmerking neemt, dat deze wapens werden gevoerd door menschen die er niet mee geoefend waren en die bovendien vooraf overtuigd 3) waren van de meerderheid van de bajonet, waardoor velen niet agressief genoeg optraden. Dit resultaat is trouwens ook theoretisch zeer goed te verklaren. Bij een botsing tusschen twee partijen kan de geweerdragende drie dingen doen: le. Hij geeft een stoot met de bajonet naar zijn tegenstander van uit de houding, waarin hij zich bevindt. 2e. Hij geeft een slag met de kolf. 3e. Hij dekt zich met zijn geweer tegen den dreigenden houw. Wat stelt de man met karabijn klewang hier tegenover? ad le. Toespringende, geeft hij met zijn karabijn een duw tegen het geweer van den tegenstander en slaat op hetzelfde moment met de klewang toe. De afwering kan mislukken, maar de houw moet doel treffen, gezien de afstand waarop beide tegenstanders zich in een handgemeen bevinden en het feit, dat de geweerdrager tegen een slag geheel ongedekt is. In dit geval worden dus beiden gelijktijdig getroffen. Springt de karabijndrager echter cordaat toe, dan mislukt de afwering bijna nooit; de man voelt instinctief, op welk moment hij de vereischte beweging moet uitvoeren. Voorloopig dus een kwestie van navolgen van het gegeven voorbeeld, later van zelfvertrouwen. Wie dit heeft-en het wordt na eenige oefeningen al heel gauw verkregen weert negen van de tien keer op het juiste moment af. En dan heeft hij in ieder geval het pleit gewonnen, ook al stelt de eerste houw den tegenstander niet geheel buiten gevecht; deze krijgt geen gelegenheid zich te herstellen. Wanneer in een werkelijk handgemeen de tegenstander een stalen helmhoed draagt, slag hoog-links of -rechts. 2). Komt bij oefeningen niet voor, tenzij afzonderlijk bevolen. 3). Onnoodig te zeggen, dat deze overtuiging geheel omgeslagen is. 111

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 43