Beschouwen wij figuur 3 waar een sprong van 2 LS50 is
genomen, zoo zien wij, dat het doel moet zijn gelegen tusschen
aj en b'4 (zie punt 10 welke een grootte heeft van het ver
schil der grenzen K en Q vermeerderd met 2X2 LS50. De
afwijking van het doel ten opzichte van het midden van die strook
bedraagt dus hoogstens het halve verschil der grenzen 2 LS5ó.
Teekenen wij nu echter de waarschijnlijkheidskromme bij een
verschil der grenzen van 2 LS50 met dubbele waarneming zooals
in figuur 8 is gedaan zoo zien wij, dat de kans, dat het doel
werkelijk de maximumafwijking ten opzichte van het midden zal
hebben, al uiterst gering is. De mogelijkheid, dat het doel is
gelegen tusschen K en Q, dus dat de afwijking niet grooter is
dan het halve verschil der grenzen, is volgens tabel 11 reeds
85 °/0. Deze 85 wordt gevonden als de verhouding van het
oppervlak KK'MG'GK tot het totaal oppervlak, ingesloten door
die waarschijnlijkheidskromme LK'M'G'NL.
Stellen wij nu den eisch, dat er 95 °/o zekerheid moet zijn, dat
het doel in een bepaalde strook is gelegen, dan zal volgens
figuur 8 'het doel moeten zijn gelegen tusschen l'-2'. De
afwijking bedraagt dan hoogstens Ml' of M2'. Deze afwijking
noemen wij de 95 °/0 afwijking en bedraagt in die figuur 1.35 LS50.
Voor het uitwerkingsvuur behoeven wij dan slechts rekening
te houden met die strook l'-2'.
Berekening zoude nu leeren, voor andere sprongen en andere
wijze van waarnemen, wat in de tabel X hieronder is opgenomen.
Tabel X.
Wijze sprong
van
waarnemen
Indien geschoten wordt met een sprong
vanLS50, bedraagt de 95
afwijkingLS5u.
4 X
3 X
2 >/2X
2 X
ls50
IV2X
1 X
0 X
Enkel
Dubbel
2.20
2.05
1.85
1.65
1.75
1.50
1.65
1.35
1.55
1.20
1.50
1.10
1.45
0.95
Strook onder vuur te nemen buiten de
sprong grenzen aan weerszijden daarvan
Enkel
Dubbel
0.20
0.05
0.35
0.15
0.50
0.25
0.65
0.35
0.80
0.45
1.00
0.60
1.45
0.95
Totale strook onder vuur te nemen
Enkel
Dubbel
4.4
4.1
3.7
3.3
3.5
3.0
3.25
2.7
3.1
2.4
3.0
2.2
2.9
1.9
beteekent in de aflevering No. 9 van 1922.
117