130
10. MEDEDEELING.
Injiet artikel: „Mededeelingen omtrent den M. G. D. bij het Fr. Leger
enz." (I. M T. '23 No. 1) is op blz. 23 eene onjuistheid geslopen; in regel
8 van boven staat: „Dit waren ambulance auto's enz., dit moet worden
gelezen: Dit waren ambulances chirurgicales automobiles, ingericht voor
een groot aantal operaties en voorzien van uitgezocht personeel (8 chirur
gen, splitsbaar in.4 ploegen) en materieel".
11. BOEKBESPREKING.
I. „Wetboek van Mil. Strafrecht en Wet op de Krijgstucht, voorzien van
aanteekeningen en alphabetisch register, door J. J. C. van Dijk, 1ste Luit.
der Inf., leeraar in het Mil. Strafrecht aan de K. M. A.
Herzien en aangevuld in verband met de Wet van den 5den Juli 1921
(Stbl. No. 841) tot invoering van het wetboek van Mil. Strafrecht en
van de Wet op de Krijgstucht, door den Luit.-Generaal P. P. C. Collette
en Mr. J. V. van Dijck, Alphen a. d. Rijn. N. Samson. 1922."
De bemoeiing der Regeering met het ontwerpen van het eerste in den
titel genoemde wetboek dateert reeds van 1886, met het ontwerpen van
de wet op de Krijgstucht van 1891.
Het, in den aanvang van het hier aangekondigde werk, geboden over
zicht van de wordingsgeschiedenis geeft een beknopt, maar duidelijk, beeld
van den moeizaam afgelegden weg. Na velerlei onderzoek, overwegingen,
wijzigingen, herzieningen en beraadslagingen werden de ontwerpen in
1902 door de Tweede Kamer, in 1903 door de Eerste Kamer aangenomen
en vervolgens, na op 27 April Koninklijk goedgekeurd te zijn, in het
staatsblad 1903 nos 111 en 112 opgenomen. „Aldus werd reeds in 1903
de weg geëffend om eindelijk Land- en Zeemacht van de heerschappij der
verouderde Crimineele Wetboeken en Reglementen van Discipline te ver
lossen en, instede van die heerschappij, de eenheid van een modern
militair straf- en tuchtrecht te vestigen", zegt het reeds genoemde overzicht.
Van toen af werd op de invoering gewacht.
Teneinde hen, die deze wetten zouden moeten toepassen, reeds tevoren
met den inhoud bekend te maken en daarbij, zoomede bij de toepassing
zeive, eenigermate de behulpzame hand te bieden, gaf de heer J. J. C.
van Dijk in 1904 de eerste uitgave van dit werk: een tekstuitgave met
korte aanteekeningen ter verklaring. De invoering bleef echter aanhangig.
Werd aanvankelijk gewacht op het beslag krijgen van de in 1904 in be
handeling genomen partieële herziening van het mil. strafproces (eerst in
1912 tot stand gekomen voor Nederland), daarna was het de mobilisatie
die vertraging veroorzaakte. Al doende duurde het tot 1921 voor de
„Wet betreffende de invoering van het W. v. M. S. en van de W. K." in
het Staatsblad (No. 841) kon worden afgekondigd. De invoeringsdatum
werd in 1922 voor alle drie deze wetten bij K- B. vastgesteld op
1 Jan. 1923.
De door de heeren Collette en van Dijck herziene uitgave van het
in 1904 verschenen boek van den heer van Dijk bevat, behalve de in den
titel genoemde wetten (met niet - meer dan de noodzakelijke wijzigingen
in de aanteekeningen), ook de Invoeringswet, voorzien van toelichtingen,
benevens het Reglement betreffende de Krijgstucht, vastgesteld bij alge-
meenen maatregel van bestuur van 31 Juli 1922 (Stbl. No. 476) waarin de
beginselen op welke de Krijgstucht rust, zijn aangegeven.
Het werk geeft aldus volledig de nieuwe wettelijke regelingen weer,
welke, zooals de algemeene opmerkingen het zeggen, zoowel voor Land-
als Zeemacht gelden en daardoor de eenheid van recht huldigen, die zal
medewerken „tot de zoo noodige versterking van den onderlingen band,
die, vooral met het oog op het thans meer dan vroeger in practijk gebrachte
gemeenschappelijk handelen, beide deelen der krijgsmacht tot één organisch
geheel moet maken".