132 Van de bijlagen moge in het bijzonder de aandacht worden gevestigd op die betreffende de „Gewetensbezwaren"; zoodra dit onderwerp in Indië meer op den voorgrond treedt, zullen daaruit waardevolle gegevens te putten zijn. Voor hen, die eene studie maken van den dienstplicht in Nederland, of belast zijn met de uitvoering daarvan, een aanbevelenswaardig boek. 12. ORGAAN N. l.O.V. JAN., door D. B. Vooraan een artikel van het Hoofdbestuur over eene op te richten af zonderlijke Vereeniging van Genie-officieren. De oprichting schijnt reeds vrijwel een feit te zijn, ten minste er wordt in het artikel al gesproken over een Voorzitter. Het H. B. isgelijk volkomen te begrijpen is—weinig ingenomen met de oprichting van dergelijke afzonderlijke vereenigingen. De hoop wordt uitgesproken, dat de meerderheid der Genie-officieren niet aan eene afscheiding zal willen medewerken. Het slot van het artikel luidt als volgt de promotors dier Vereeniging zullen zich niet kunnen onttrekken aan een afdoende rechtvaardiging van hun streven, willen zij het verwijt ont gaan, opzettelijk en noodeloos tot schade van het geheel een antithese te stellen tusschen de genie-officieren en het overige deel van het officierskorps". In „Aux grands maux, les grands remèdes" komt een Subaltern officier met eene oplossing om uit de promotie-impasse te geraken, in het kort hierop neerkomende, dat Schr. eene opruiming zou willen verkrijgen „met den vrijen wil" dergenen, die het veld zouden ruimen. Kolonels zou men kunnen toestaan heen te gaan met het aan dien rang verbonden pensioen, ook al zouden zij nog geen twee jaar Kolonel zijn. Overstes (Majoors), geschikt voor Kolonel (Overste) zouden direct kunnen verkrijgen: het pensioen van den voor hen weggelegden rang, terwijl aan oudere kapiteins, geschikt voor bevordering, dadelijk Overstes-pensioen ware te verstrekken v. z. v. zij zulks mochten wenschen. Wat de kapiteins betreft, berekent Schr., dat de maatregel nog voor- deelig voor het Gouvernement zoude zijn, wat we zeer wel mogelijk achten. Er is o. i. ongetwijfeld wat voor de voorstellen te zeggen en zeker is wel, dat ervóóral onder de tegenwoordige omstandigheden van Leger- décadencevrij velen van de ev. geboden buitengewone offerte zouden profiteeren, zoodatindien opruiming gewenscht is, deze er zeer zeker door zoude worden bereikt, of althans sterk door zoude worden bevorderd. Waar het majoorspensioen onvoldoende is om er met gezin eenvoudig van te leven, zou het resultaat NIET worden bereikt, als men wat de kapi teins betreft hiermede zou willen volstaan. Schr. vermeent, dat men door toepassing van de gebruikelijke methoden niet uit de impasse zal komen, vooral niet als men bovendien de grootst mogelijke billijkheid wil betrachten; alleen een ingrijpende operatie kan z. i. verbetering brengen. We lezen het volgende, waarbij we nog een oogenblik willen stilstaan: „Met afvloeiing van boven—in normale omstandigheden, mits met gelijk tijdige toepassing van een behoorlijke selectie, de juiste methode om eene promotie behoorlijk vlottend te houden—door den Leger-comdt het meest wenschelijk geacht, kan men er thans nu de promotie v o 1 k o m e n i s vastgeloopen, niet meer komen, vooral niet als daarbij zooals de Leger-comdt wil, geen onbillijkheden mogen worden begaan. Al werd daarbij niet vermeld tegenover wie geen onbillijkheden mogen worden begaan, zoo is het duidelijk, dat hier bedoeld zijn de hoogere officieren. Wordt daarbij echter niet geheel vergeten, dat door een kassianstelsel ten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 64