De vraag is nog te stellen of door het kiezen van een maximum
laterale vork van 16 °/0o niet de axiale vork te klein kan worden.
Dit is niet het geval. Immers een axiale vork van 11 /2 LS50 is
indertijd, bij waarneming uit de batt., gekozen ten einde op°den
gehalveerden afstand wisseling in teeken te krijgen. Nu brengt
de eerste phase het gemiddeld trefpunt reeds op de waarnemingslijn,
de grootte van verdere axiale sprongen heeft nu geen invloed meer.
53. Wat echter te doen, indien de laterale vork slechts
gering is, of wel indien de wijde grenzen gehalveerd worden tot
°P 1 °/oo. °f 213 BS50; of wel indien terstond in een richting een
en een worden verkregen? Maken we nu een berekening,
hoe groot de waarschijnlijkheid is, dat de nauwe grenzen goed
zijn bepaald, alsmede eene omtrent de grootte van de waarschijn
lijke fout (50 °/0) en van de totaal mogelijke fout (hiervoor
genomen de 95 °/0 fout), dan vinden wij wat in de tabel hier
onder is aangegeven. Daarbij is, als reeds gezegd, uitgegaan,
dat de nauwe grens steeds gelijk is aan 1 °/00, welke te stellen
is op 2/3 BSso e.s.
TABEL XVI.
zonder
na 1 X
na 2 of
meer X
halveeren van de wijde grenzen
E. n.D E. n.D. E. ;n.D.
Waarschijnlijkheid, dat de
Nauwe grenzen goed zijn
Waarsch. fout (50°/0)) °Pddeid9ee"
Tot. mOg. fOUt (95°/o)| we^grenzen
Waarsch. fout (50°/O)lopfff
35
0.5
1.46
49
0.35
1.01
Tot. mog. fout(95°/0)/v d Nau-
0.750.52
2.2 1.51
38
0.47
1.30
0.70
1.95
51
0.32
0.94
0.48
.4
40
0.43
1.22
0.64
.83
52
0.31
0.91
0.46
1.36
percent
BS50 e.s.
duizend-
/sten.
E steeds op Enkele waarneming.
n.D. steeds op enkele waarneming, echter Nauwe grenzen
Dubbel.
Wij zien hier uit de tabel, dat een halveeren geen grooten
invloed heeft op de mate van nauwkeurigheidechter een herhalen
der nauwe grenzen wel.
De waarschijnlijkheid, dat de grenzen goed zijn bij een
enkelvoudig waarnemen der nauwe grenzen, is te stellen op ruim
VsJ bij een herhalen der waarneming der nauwe grenzen op: '/2.
156
De NAUWE grenzen verkregen