van het of van den waarnemer, behalve wanneer de hoek X 'S ^an "Z01" 'n welk geval een herhalen gewenscht is. 55. Resumeerende hebben wij dus na de voorbereidingen en berekeningen als vroeger vermeld: le phase, de vuurleider tracht de schoten in de waarnemings- lijn te brengen, daarbij corrigeerend met laterale wijzigingen indien a 300 °/00; met axiale, indien 600 °/00; &bij tusschenhoeken naar omstandigheden, liefst axiaal. Is een waar neming of verkregen, dan is deze phase afgeloopen. De juiste afstand of richting wordt nog zooveel mogelijk gecorrigeerd in verband met de waarnemingen van de laatste laag. 2e. phase: de vuurleider zal een parallellen sprong maken in de waarnemingslijn en blijven vuren tot weder een waarneming of is verkregen. Is deze waarneming tegengesteld aan die, in de le phase verkregen, zoo is het inschieten afgeloopen. Is dit niet het geval, zoo worden zooveel sprongen gemaakt als noodig is, tot een waarneming in tegengestelden zin is verkregen. 3e phase (alleen bij juistheidvuur)het groepschieten wordt begonnen op den gehalveerden parallellen sprong, welke telkens opnieuw gehalveerd wordt tot zijdelings een grens van 1 °/nn wordt verkregen. Deze groep bestaat uit 6 tot 8 schoten. In verband met de gevonden afwijkingen wordt axiaal gecorrigeerd. Wordt in die groep nog geen zijdelingsche vork van 1 °/00 ver kregen, zoo wordt met het groepschieten doorgegaan tot die grens is verkregen. Op de nieuwe groep wordt eveneens gecorrigeerd is de vork van 1 °/00 verkregen, zoo is het groepschieten afgeloopen De nauwe grens van 1 °/00 moet bij a 600 °/00 steeds op herhaalde waarneming woiden verkregen; bij grootere hoeken is beslissing op één waarneming toegestaan. 3e. phase (alleen bij strooivuur)bij hoeken a< 100 °/00 is het gewenscht de vorkgrenzen op herhaalde waarneming te bepalen. 4e. phase het uitwerkingsvuur wordt afgegeven in verband met het gestelde in de punten 34* en 35*. Daarbij trachte men steeds de zijd. grenzen nauwkeurig vast te stellen door een blijven waarnemen van het of der schoten, waardoor bij strooivuur een vernauwen der grenzen mogelijk is. Het nut van dit vernauwen is nu nog grooter dan vroeger bij waarnemen van uit de batt. is opgegeven immers nu worden tevens de laterale strooigrenzen verkleind,.wat vooral bij groote hoeken van zeer veel belang is. Algemeen is op te merken het inschieten geschiedt bij voor keur met een enkel stuk, behalve indien bij een voorgenomen strooivuur omstandigheden een inschieten met de geheele batt. wenschelijk maken. De batt. moet dan natuurlijk te voren op een punt worden gericht. De correcties worden aangebracht, nadat de waargenomen afwij kingen gedeeld zijn door het nummer van de laag; bij het groepschieten door het nummer 1 van de <*roep 158

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 12