Het gevecht, moge het aanvallend, dan wel verdedigend, gevoerd
worden, berust op de samenwerking van v u u r e bewenging.
Bij de verdediging heeft het vuur ten doel den meestal over-
machtigen aanvaller zoodanige mat. en moreele verliezen toe
te brengen, dat het mogelijk wordt hem door middel der beweging,
in samenwerking met het vuur, terug te werpen. Ten einde dit
doel te bereiken, zondert de verdediger van zijne troepen een
gedeelte af voor de vuurverdediging en houdt een ander
deel achter voor de bewegelijke verdediging, welke
deelen wel eens, hoewel m. i. minder juist, onderscheiden worden
als het passieve en het actieve deel.
De troepen belast met de vuurverdediging kunnen deze, door
de hevigheid en juistheid van het moderne art.-vuur, niet meer
zooals vroeger, in één lijn voeren, zij zijn gedwongen een diepte
opstelling in te nemen en worden daartoe in staat gesteld door
de samentrekking van het inf.-vuur in een aantal kleine autom.
snelvuurwapenen (zw-, lichte-, gew.-, en pistoolmitrs).
Zoolang wij deze wapenen niet in een eenigszins voldoend
aantal bezitten, zijn wij wèl gedwongen de moderne vechtwijze
toe te passen, doch er niet toe in staat, waardoor wij genood
zaakt worden tot halfslachtige tusschenvormen onze toevlucht te
nemen. Toch mag dit ons m. i. niet beletten, ons tactisch denken
op het nieuwe in te stellen opdat, als de middelen nog eens
mooglijk in het laatste oogenblik komen, wij ten minste in staat
zijn deze te gebruiken.
Deze diept e-o p s t e 11 i n g wordt verkregen, doordat de
bezetting der z. g. vuurzöne zich in meerdere échelons opstelt,
waarbij ieder échelon bestaat uit een aantal met vuur samen
werkende steunpuntjes (nesten).
Het Baton neemt hierbij gewoonlijk drie échelons in,
waarbij de coinpn échelonsgewijs (dus achter elkaar), dan wel
vleugelsgewijs (dus naast elkaar) opgesteld worden.
gende voorschriften„Ontwerp Alg. Gev. voorschrift"
(Ned.) hoofdstuk D. punt 104—118; „Voorl. Gev. H a n d 1.'' (N. I.)
punt 115—146; „Führung und G e f e c h f' iD.) punt 355 367
„R e g 1. p r o v. de man. d' 1 n f. du 1 2 1920" (Fr.) punt 360 436
en 456 460; 3 De werken van Culmann (Fr.) en Rohrbeck
(D.), welke laatste m. i. voor wat betreft den bewegingsoorlog minder
waarde heeft dan Pfeiffer en Culmann en het onlangs verschenen:
„Beknopt handboek bij de studie der tactiek" door J. N.
Bruyn, blz. 53 57; 4e. Vele tijdschrift artikelen w. o. „M a v o r s" 1922
blz. 193 e. v. „Over de v e r d. in den bewegingsoorlog"
door Jhr. J. Th. Alting v. Geusau; „ld." 1922 blz. 401 „Moderne
inzichten betreffende de inf. - verdediging, enz." door
J.N. Bruyn; „Mil. Speet." 1920 blz. 293 e. v. (vooral blz. 297—310)
„Beschouwingen over den aanval en de verd. door de
Corap. en het Bat. enz." door L. J. Schmidt.
Bij de bestudeering van deze bronnen blijkt, dat eenheid van inzicht
op tal van punten nog niet is verkregen. Voor opbouwende critiek
houdt schrijver zich dan ook zeer aanbevolen.
165