Het voorste échelon heeft tot taak de verkenning, vooral
de art.-verkenning, van den aanvaller, te beletten. Het dwingt
den vijand de hulpwapens zijner inf. (zw.-mitrs, inf. geschut, lichte
bommenwerpers) reeds vroegtijdig in te zetten, waardoor de
kans wordt geschapen, dat de verbinding tusschen deze wapens
en de voorwaarts dringende inf. verloren gaat. Hetgeen van dit
échelon bij den inf.-aanval nog over is, dient als goltbrekers. Het
échelon heeft in opdracht stand te houden tot den laatsten man.
Aangezien de plaats van het voorste échelon aan de vijandelijke
verkenningsorganen niet onbekend kan blijven en dit échelon dus
zeer blootgesteld is aan het art.-vuur, terwijl het daarentegen niet tot
taak heeft den inf.-aanval met krachtig vuur te breken, doch slechts
tot afweer van betrekkelijk zwakke krachten (verkennings-afdn) in
staat dient te zijn, moet ontsnapping aan de uitwerking van het
art.-vuur hier worden gesteld boven krachtig afstootend ver
mogen. Ten gevolge hiervan is de aangewezen vorm voor het
voorste échelon, de opstelling in een groot aantal, in het terrein
verborgen, kleine plukjes, ieder b. v. een 2 groep sterk.
Dit échelon in een tirailleurlinie op te lossen is niet aan te
bevelen, daar dan te veel geëischt wordt van het moreel der
geheel aan zich zelf overgelaten soldaten. Gew.-mitrs kan
ook dit échelon niet ontberen, daar juist deze wapenen het in
staat stellen, na het lijden van hevige verliezen toch nog eenige
vuurkracht te behouden en zij bovendien de kans scheppen, den
vijand reeds in zijn ontwikkelingsvorm verliezen toe te brengen.
Wél kan de sterkte aan manschappen gering zijn, zoodat bij
detacheeringen (b. v. patrs) de comp -comdt uit dit échelon
behoort te putten. Des nachts en in bedekt terrein,
verdient voor dit échelon evenwel de tirailleurlinie de
voorkeur boven de opstelling in plukjes. De tirailleurs moeten
dan groepjes van twee vormen.
In het algemeen zal een comp.-comdt bij het aannemen van
een verdedigende opstelling zijn patrs, ordonnansen, enz. aan
één sectie ontnemen en daarop deze sectie aanwijzen voor
de bezetting van het voorste échelon.
Het tweede en derde échelon bezetten de z. g. weerstand-
strook der vuurzöne. Deze strook weder uiteen te doen
vallen in een hoofdweerstandstrook en een ondersteuningstrook,
zooals de „Aanwijzingen" van het Ned. leger doen, schijnt mij
niet er toe geëigend onze gedachtengang van verouderde voor
stellingen los te maken, aangezien het derde échelon thans niet
tot taak heeft het tweede, tijdens het gevecht, te ondersteunen.
De bezetting der weerstandstrook groepeert zich in kleine
steunpuntjes (nesten, de Duitschers kennen hiervoor
het zeer kenschetsende woord „F e u e r i g e 1"), welke elkander
en het tusschenterrein met vuur kunnen flankeeren. In ieder
nest moeten zich z. m. 2 autom. vuurwapenen bevinden, opdat
het nest zich gelijktijdig naar twee zijden verdedigen kan en
170