het tusschenterrein door kruisvuur kan worden afgesloten. Pfeiffer
beveelt in zijn „Gesichtspunkte" (3e druk blz. 68) hiervoor de
samentrekking van een lichte mitr.-groep en een stootgroep in
één nest aan, waarbij bedacht moet worden, dat de D. stootgroep
is uitgerust met een pistoolmitr. Het Fr. inf.-voorschrift heeft
de dubbelgroep (groupe de combat) bestaande uit een gew.-mitr.-
groep (équipe de fus. mitr.) en een stootgroep (équipe de gren.
volt.) als gevechtseenheid aangenomen en plaatst één dubbelgroep
in een nest 2). Een dergelijk steunpunt heeft dan evenwel slechts
één automatisch vuurwapen tot zijn beschikking n. 1. de gew.-mitr.
Aangezien wij slechts twee gew.-mitrs per sectie zullen krijgen,
dienen wij ons zeker hiermede te vergenoegen, tenzij wij de
beide gew.-mitr.-groepen der sectie in één nest zouden samen
vatten, wat met het oog op hun gering aantal als regel niet
aanbevelenswaardig zal zijn.
In de practijk is gebleken, dat 10 12 man de minimum
bezettingssterkte voor één nest is, daar een nest naar drie,
soms zelfs naar vier z ij d e n, moet kunnen front maken. De
sterkte van onze groep (ong. 10 man) veroorlooft ons dus
ook voor bezetting van een nest één groep aan te wijzen,
althans zoolang de sterkte der comp. niet te ver beneden 120
man gedaald is. De samenkoppeling van een gew.-mitr.-groep en
een stootgroep tot een gevechtseenheid (brigade, halfsectie,
groupe de combat) is mogelijk geëigend voor den aanval, doch
m. i. zeker ongeëigend voor de verdediging en be
hoort daarom n. m. m. in een organiek verband niet thuis. Dat
wij haar in Fr. toch vinden, zal wel verklaard moeten worden
uit den offensieven geest, die de Fr. voorschriften bezielt, even
als dat met de D. van voor 1914 het geval was. Beide een uiting
van krachtsbewustzijn
Op een comp.-front van 300 M. krijgen wij, bij inzetting van
één sectie per échelon, dus 1 gew.-mitr. per 1 50 M. Valt nu één
gew.-mitr. uit, dan maakt de vernietigende vuuruitwerking van
onzen gew.-mitr. tot op 300 M. het nog mogelijk met kans van
slagen een aanval het hoofd te bieden. Ook langs dezen weg
komen wij dus tot een échelonsbreedte van 300 M. van een
vleugels- en van 900 M. bij een liniesgewijs ingezette comp.
Hieruit volgt tevens, dat ieder gew.-mitr.-nest zoo eenigszins
mogelijk een zijwaartsche werkingssfeer van
ongeveer 300 M. moet hebben. Waar dit in onze terreinen
evenwel zeer vaak onbereikbaar zal zijn, moge hier nogmaals
gewezen worden op de noodzakelijkheid meer dan 6 gew.-mitr.'s
per comp. in te deelen.
Zijn lichte aut. wapenen met korten loop- De D. hebben trommels van
32 patr. en een gewicht van 4.1 K. G. Zie verder „Ma vors" 1922
blz. 462.
2). Zie „Regl. prov. de man. d'Inf. II punt 366.
171