Correctie u sin. (3 f X°) log. correctie log u log. sin. (3 log. f X°). Voor X° 4 K. M. is f (X) 1, immers daar is de correctie voor 10 M. zijwind 10 °/00. Voorts is sin. (3= 1 voor 15.75 (over eenkomende met 90°). Plaatst men dus windsnelheid 1 tegenover schootsafstand 4 K.M, dan moet tegenover windrichtingsverschil 15.75, de correctie 1 meer gevonden worden. De log. van 1 is 0. De genoemde waarden zijn dus als de 0 punten der schalen te beschouwen. Verder worden de loga- rithmische functies van windsnelheid, correctie en sin. naar links uitgezet, die van f (X°) naar rechts (daar sin. (3 voor andere waarden van (3 kleiner dan 1 is, is echter log. sin. (3 negatiefne gatief uitzetten naar links, is uitzetten naar rechts). De eenigszins eigenaardige wijze van aanbrengen der verdee lingen voor het windrichtingsverschil heeft ten doel den gebruiker de moeilijkheden van speciale maatregelen voor negatieve cor recties te besparen. Voorts bedenke men: sin. sin. (180° en sin. sin. (180° sin. (360° a), of in 100 °/00 uitgedrukt: sin. a sin. (31.50 a) en sin. sin. (31.50 sin. (63.00 De lengte van den afstand tusschen de merkstreepen 15.75 en 47.25 (en in 't algemeen van de afstanden tusschen die voor twee hoeken, die 31.50 verschillen) op het liniaallichaam is de zelfde als de afstand tusschen twee overigens gelijke bedragen „correctie meer" en „correctie minder" op de schuif. De bovenzijde van de 2de schuif wordt met het daaraan gren zende deel van het liniaallichaam gebruikt voor het bepalen van den baanwind uit „windsnelheid" en „windrichtingsverschil". Hiertoe stelt men de merkpijl tegenover de windsnelheid en leest tegenover het windrichtingsverschil de waarde van den baanwind af: u u cos. [3 en log. u'log. u log cos. (3. Na het hierboven voor de zijdelingsche correctie behandelde zal dit zonder nadere toelichting begrepen worden. De gevonden baanwind wordt verder aan de voorzijde van de liniaal benut voor het bepalen van art.-afstand en tempeering. Ten slotte dient de onderzijde van de tweede schuif om met het onderste deel van het liniaallichaam, den terreinhoek te bepalen uit hoogteverschil tusschen doel en batt. en schootsafstand. Men stelt daartoe de merkpijl tegenover den afstand en leest tegen over het hoogteverschil de te bezigen terreinhoek af. terreinhoek 5° a y» f (X"). +- terreinhoek - 5» a y° f (X') -£■ De opzet van 7 cM. L/30 is zoodanig ingericht, dat voor een terrein hoek o, de verdeeling 5° gebruikt wordt (ter vermijding van negatieve bedragen). 184

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 38