A' en wordt nu, na de aangebrachte correctie, een tweede schot
waargenomen in B, dan inoeet nu niet gecorrigeerd worden
voor BB, (tig. 15b), doch worden rekening gehouden met de
uitkomst van het vorig schot, na correctie in A' gelegen. De
correctie wordt dan het gemiddelde van de afwijkingen van A'
en B, dat is - (fig. 15b). Na deze correctie liggen de
schoten in A" en B' (tig. 15c) en houden elkaar in evenwicht.
Na een derde schot met een afwijking als in fig. 15c is nu te
corrigeeren voor het gemiddelde van de afwijkingen A", 8' en
C en daar als reeds gezegd A" en B' elkaar in evenwicht
C C
houden, met 1of in woorden: de correcties worden aange
bracht nadat de waargenomen afwijking gedeeld is door het
nummer van het schot (de laag).
47. Een ander punt is hoe de vuurleider moet schieten,
stuksgewijze, of met de geheele batterij.
Indien geschoten wordt met de geheele batt. is de juistheid
der aan te brengen correctie ten opzichte van die van het enkele
stuk )/4 |/2 maai zoo groot1/4 voor het aantal waarnemingen (form,
lb) en ]/2 wegens de grootere spreiding (zie punt 19*). Wordt
geschoten met een enkel stuk, dat achter elkaar 2 schoten doet,
zoo is de juistheid ten opzichte van het enkele schot eveneens
]/2 maa'l zoo groot. De betrouwbaarheid der gevonden afwijking
is dus in beide gevallen dezelfde.
Een voordeel van het batterijsgewijze inschieten is, dat een
laag van 4 schoten meer kans geeft op de mogelijkheid van een
waarneming van het ofwaartoe de schoten op, of dicht bij,
de waarnemingslijn moeten vallen.
Ter verduidelijking zal bij ondervolgend voorbeeld worden aan
genomen, dat schoten tot 2 °/00 zijd. nog een waarneming of
veroorloven en dat het doel 1 °/00 breed is; dus een strook van
5 in totaal geeft de mogelijkheid tot een waarneming of
Zij deze 5 °/00 b. v. 2 LS50 schootstafel, dan is die gelijk te
stellen aan '/3 LS50 e. s. of wel LS50 batterij. In een strook
g— of 2/9 vallen volgens de tabel der waarschijnlijksheid-
factoren resp. 17 °/0 en 12% der schoten. Bij stuksgewijze
inschieten zijn dus noodig: 6 schoten of 3 lagen, bij batterijsge
wijze: 8 schoten of twee lagen, of wel minder tijd voor batte
rijsgewijze inschieten.
Wordt het doel breeder b. v. 5 °/00dan worden de getallen
resp. 3 schoten en 4 schoten, dus 2 lagen en 1 laag; voor nog
breedere doelen wordt het verschil kleiner.
Een voordeel van het stuksgewijze inschieten is het mindere
munitieverbruik, alsook de waarschijnlijkheid, dat minder fouten
worden gemaakt bij het herhaaldelijk zijwaarts omzetten der stukken.
150