De inf.-batterijen beschieten dus de inf. en hare wapens en werken, waarbij aangeteekend zij, dat het verdedigend inf.-geschut niet wordt genoemd. Het beschieten daarvan behoort tot de taak van de contra-art. (zie punt 101). Of deze art. daartoe in staat zal zijn? We lezen: „voor zooverre deze rechtstreeks op den aanval k unne n inwerken, dus daartoe capaciteit bezitten, ook al treedt die capaciteit nog niet in werking. Men zie in verband hiermede echter punt 102 (voorlaatste lid en slot) en 180 (slot). Deze punten zijn, wat die vuuropening aangaat, niet met elkaar in overeenstemming. Zoowel 100 als 180 laten meer speling dan 102. Het lijkt bepaald gewenscht duidelijk te doen uitkomen, of het bedoelde art.-vuur wordt geopend al dan niét vóór de aanvallende inf. last krijgt van verdedigend inf.- en mitr.-vuur. Logisch dunkt het om al moet men zuinig zijn met munitie bedoelde int. enz. te beschieten, als ze-qua doelen-het beschieten waard zijn (b.v. als de verdediger loopgraven bezet, of bezet heeft). Aangeteekend zij, dat ons uit verkregen inlichtingen bleek, dat in: „voor zooverre deze" met „deze" bedoeld worden de verdedi gingswerken en dus niet de vijandelijke inf. en mitrs. 197

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 51