In verband hiermede zoude kunnen worden gesteld, dat steeds stuksgewijze (met één enkel stuk) wordt ingeschoten in ieder geval bij een voorgenomen juistheidvuur behalve indien bij een voorgenomen strooivuur de tijd of andere omstandigheden een inschieten met de batt. wenschelijk maken. Hierbij zijn geen bindende regels te geven. Denkt de vuurleider: „ik wil het uitwerkingsvuur batterijsgewijze afgeven, en daarom schiet ik ook batterijsgewijze in", dan zoude dit reeds een der gedachte omstandigheden kunnen zijn. 48. Voor goed begrip is het nog gewenscht toe te lichten, dat indien met parallelle gegevens geschoten wordt, de uitkomsten van verschillende groepen bijeen genomen mogen worden. Het volgende ter verduidelijking: is door de batt. gevuurd in de richting C (fig. 16) en door den waarnemer gevonden een afwijking P P„. Wordt later geschoten in de richting van het doel D, dan zoude het schot P, in de richting C, parallel gecorrigeerd naar de richting D, geheel dezelfde afwijking D P, P0P hebben gegeven. Niet alleen, dat de zin der afwijkingdus het links en rechts voor den waarnemer hetzelfde blijft, zelfs de grootte der afwijking blijft dezelfde, althans indien als hier te veronder stellende richtingen C en D dicht bij elkaar liggen. Hebben wij nu het doel D ingesloten tusschen twee richtingen A en B (fig. 17) en hebben wij in de richting C gevonden de ligging der schoten 1, 2, 3 en 4, dan zullen die overgebracht in de richting naar het doel D opleveren de ligging 1, 2, 3 en 4. Zoo ook de schoten 5, 6, 7 en 8 in de richting E overgebracht, de ligging in 5, 6, 7 en 8. Ten slotte in de richting F de schoten 9 en 10 overgebracht als 9 en 10. Wij kunnen nu de waarnemingen op de richtingen C, E en F geheel dezelfde nemen als die zouden zijn op de richting D, indien deze schoten met parallelle correcties zijn afgegeven. De laatst verkregen afstand op D kan dus nu, ten einde de geheel juiste afstand te krijgen, gecorrigeerd worden in verband met de waargenomen afwijkingen (op de richtingen C, E en F). 49. Wij zullen nu aangeven hoe bij een dergelijk vuur moet worden gehandeld. Bij het leiden van een vuur met behulp van de waarnemingen van één waarnemer buiten de batterij, zal de vuurleider trachten de scho ten in de waarnemingslijn te brengen met behulp van de door den waarnemer opgegeven afwijkingen van de reeds afgegeven schoten. Is de waarnemingshoek a <(300 °/00 dan door middel van late rale correcties aan vuurmond (batt is de hoek a j>600 °/00 dan middels axiale; bij hoeken van 300 600°/00 naar keuze of om standigheden, het liefst middels axiale wijzigingen. De vuurleider zal die correcties aanbrengen in verband met het gemiddelde der afwijkingen van de laag, en het nummer der laag, een en ander als reeds in punt 46 aangegeven. 151

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 5