8. ORGAAN N. I. O. V. FEBR., door D. B.
M. R. H. Calmeyer behandelt: „De verdediging van Sauvillers (30-3-18),
een gevecht uit den bewegingsoorlog, dat zich z-i. ook wat betreft het
terrein in vele opzichten evenzoo bij ons zoude hebben kunnen voorgedaan.
Men treft er in aan voorbeelden van het schieten van geweer-mitrs
in de beweging en van het schieten van eigen art. op inf.
Schr. wijst er verder op hoe noodig de opleiding in „snel en doelmatig
terreinverbeteren" is, even noodig als opleiding in het schieten en
marcheeren.
N. z. m. eigenen pantserauto's zich minder als begeleidingswapen der
inf., door onvoldoende onzichtbaarheid, waardoor zij te licht een prooi der
art. worden, gelijk ook bij Sauvillers plaats vond.
De D. vielen aan met voorop: een ijle linie van lichte mitrs en goede
schutters, welke het naderen der volgende afdn mogelijk maakte. Schr.
acht dit een juiste methode voor een troep, die nog over te weinig gew.-
mitrs beschikt om deze in het groepsverband op te nemen,
Het slot van het artikel luidt als volgt:
„Al was Sauvillers dus verloren, toch was het doel, het tot staan brengen
van den vijand, bereikt. Het le Bat. had hiervoor 7 officieren en 335
minderen geofferd, de ondersteuningscompagnie 59 man en het peloton
inf. geschut 16 man, op een sterkte van 18.
Werpen wij thans een terugblik op het geheel, dan zien wij, hoe hier
een door hoog moreel bezield bataljon werd teruggeworpen, omdat het
in te nemen front te groot was (1500 M.). Bij een frontbreedte van 800
1000 M., hadden twee compagniën en het grootste deel der mitrailleur
compagnie als vuuréchelon kunnen worden ingezet en de derde compagnie,
versterkt met een paar Z. M.'s, voor een bewegelijke verdediging achter
gehouden kunnen worden. Een tegenstoot hiervan ware den uitgeputte
Duitschers mogelijk noodlottig geworden.
Verder toont dit gevecht ons, naast datgene waarop ik reeds wees,
wederom het groote nut van terreinverbeteringen en de mogelijkheid
hiermede bij grondige voorgeoefendheid in korten tijd veel te bereiken.
Ten slotte zien wij, hoe de vaste wil om staande te blijven steeds
gebleven is en steeds zal blijven, het beste schild van den verdediger".
In „Eene koloniale studie" wordt behandelt het, ook reeds in dit tijd
schrift besproken, artikel van (den officier) Dr. Feuilleteau. de Bruyn.
De recensent acht, zoolang we geen bondgenootschap sluiten „de politieke
verhoudingen tusschen de groote mogendheden geen factor, die het aspect
van ons defensiesysteem, onze wijze van verdedigen, doet veranderen. Die
verhoudingen bepalen het politieke gevaar dat ons dreigt, bepalen de
snelheid waarmede dat gevaar aankomt of voorbij gaat, doch zij bepalen
niet onze methode van optreden. Die hangt uitsluitend af van de middelen
die wij beschikbaar willen of meenen te kunnen stellen".
Gewezen wordt er verder op, dat het feit, dat een voorstander van een
slagvloot omzwaait tot voorstander van een vloot van klein materiaal, de
conclusie niet rechtvaardigt, dat de (en zijn) inzichten omtrent het nut
der slagvloot veranderd zouden zijn. Wat wèl- is veranderd, dat zijn de
inzichten omtrent het nut van een vloot van klein materiaal. We lezen
terzake: „Bedoelde marine-autoriteit is in zijn waardeering van het nut van
een slagvloot dezelfde gebleven; heeft echter tevens de overtuiging, dat
een dergelijke vloot zelfs van de kleinste afmetingen boven ons fin.
en mat. bereik ligt. Zijn waardeering van de klein mat. vloot is gestegen
(een waardeering van de ontwikkeling der techniek). Daarvoor zijn weinig
jaren noodig geweest, omdat die weinige jaren het bekend worden der
lessen van den belangrijken oorlog insluiten. Wat voorheen met klein
materieel onbereikbaar was, is het nu wel. Waarmede niet gezegd is, dat
alles daarmede bereikt kan worden 1 Evenmin, dat met groot mat. niet nog
meer te bereiken warel
209