211 beboschte hoogere berggedeelten die juist zooveel tijd vorderen terwijl bovendien het planchetwerk, met hoeveel zorg en kennis van zaken ook verricht, achteraf (bij het kappen van de begroeiing) vaak blijkt zeer onzuiver te zijn geweest (Zuid. deel der oude Res. Bat.). Men kan die terreindeelen zonder bezwaar voorioopig of kalm „wit" laten, dan wel volstaan met een zeer globale figuratieve terreinvoorstelling en op die wijze veel tijd besparen, die veel en veel nuttiger kan worden besteed. Ten tweede ligt in het veranderen eene aanwijzing voor de gebruikers der kaarten om bij het orienteeren niet te nauw op wellicht verouderde details te letten, doch zich voornamelijk te richten naar de gegevens betreffende het verticale verband, dat onveranderlijke gegevens verstrekt. Men orienteere zich op hooge punten, op ruggen en dalen en niet op een wellicht geheel verlegd pad, of ander aan wiïzigine onderhevig detail. Ten slotte rijst de vraag, of van de non-actieve en overcompleete offn niet een nuttig gebruik zoude kunnen worden gemaakt, door hen met herzieningsarbeid te belasten. We vermelden verder: een artikel over „Non-activiteit bij de Adm.", een bijdrage, waarin een uiteenzetting wordt gegeven van een nieuw oorlogsspel, terwijl de kapitein GRAAFF in een opstelDe officiersopleiding tegen den heer BREST VAN KEMPEN in het geweer komt, o. m. over de veelbesproken technische opleiding en het al dan niet opvoeren van het vak „wiskunde". De heer G. haalt in zijne bijdrage het een en ander aan uit een artikel van den Generaal Logger (Mil. Spectator No: 12, '22), waarvan wij op onze beurt het volgende overnemen: „de omstandigheid, dat een hoogere techni sche vorming voor een groot deel berust op de kennis van hooge, e wis kunde en niet iedereen de capaciteit bezit zulk wiskunde onderwijs met vrucht te kunnen volgen, is aanleiding om bij de opleidingen tot officier het technisch onderwijs in practische banen te leiden en het theoretische gedeelte te bewaren tot den officierstijd, waarvoor alleen de daarvoor geschikten uitteraard in aanmerking komen". Vervolgens valt melding te maken van het opnemen van de Nota der Burgerlijke Salariscommissie; van de rubriek: „Uit Pers en Periodiek" en van eene opgenomen mededeeling van den Min. v. Koln inzake het We duwen- en Weezenfonds. Voorts „Vereenigingsnieuws", waaronder de voorloopige Agenda van de Algemeene Jaarvergadering. Op het programma staan o. m.LegerperspectievenPolitiek en Weer macht en De Veroudering van het Officierskorps. 9. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN, door H. Koloniale Studiën Oct. Bevat o. a. „Bevolkingsdichtheid en landbouw op Java", waarin Schr. aantoont, dat de aanwas van de bevolking veel sneller plaats heeft dan de vermeerdering van de opbrengst van de land bouw. „Een uitweg voor de nog steeds toenemende dichtheid kan slechts worden gevonden öf in extensiveering der productie buiten Java door emigratie öf in intensiveering der productie op Java zelf (in den landbouw, of door vorming van nijverheid)". Zeer vele gegevens omtrent den land bouw worden hierin aangetroffen, welke van belang kunnen zijn bij de bestudeering van de Staatsmobilisatie. Ind. Gids Nov. In aansluiting met het artikel in vorengenoemd tijd schrift is van belang „Landontginning door de inheemsche bevolking van N. I.", waarin Schr. te kennen geeft, dat aan een groot rijstbedrijf alleen waarde kan worden gehecht, als het product van de machinaal gedreven

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 65