ad 13 4. Is er bij een oordeelkundig gekozen stelling nu wel zoo verschrikkelijk veel onzekerheid Wat nu die onzekerheid des verd. aangaat, wijst dit er op, dat het zaak is voorshands art. in res. te houden en dus voorloopig naar een min inzet te streven. Dit principe wordt niet voldoende duidelijk vermeld in de G. H. (zie 202) en is toch de allereerste consequentie van de „onzekerheid". Wil de verd. een beslissing, dan moet hij vooreerst art. beschik baar houden voor die beslissing (zie 135, 138, 180 en 202), d. i. den tegenaanval en wel „inf.-battn.", waarvan dus dan wel degelijk sprake is (zie 203). Verder zal het v. h. lukken v.d. tegenaanv. zeer wenschelijk zijn, dat de aanv. art. z.v. mog. reeds van te voren gebonden zoo niet vernietigd wordt. Dus moet er art. worden afgezonderd voor dit doeldeze art. zoude men zeer wel „contra-art." kunnen noemen (zie 203). De G. H. wil echter geen speciale contra-art. bij den verd., doch de bestrijding der vijand, art. opdragen aan-art. „met dubb. bestemming". Daartegen bestaat geen bepaalde bedenking, aangeteekend zij slechts, dat de art. „v. vuur op gr. en midd. afst. (met dubb. best.)" in hoofdzaak op art. zal hebben te vuren, tenzij de aanv. inf. fouten maakt (loonende doelen biedt) De vijand zal eerst geschokt moeten worden, voor dat de tegen aanval mogelijk zal zijn. Daarom werd immers stelling genomen? De aanvaller zal trachten die stelling te naderen en te nemen. Gedurende zijn optreden moet hem een max. verlies worden toegebracht, terwijl hij z. m. vóór, anders i n de stelling tot staan moet worden gebracht. Om een en ander te coupeeren, zal de aanv. de stelling beschieten o. m. met art. De verd. inf. zal hiertegen beschermd moeten worden door verd. art. (contra-art.?). De verd. inf. zal ook direct gesteund moeten worden, dus: „Inf.- battn", die zoodra de verd inf. last krijgt van de aanv. inf. en mitrs (of eerder), deze beschiet. Moge men dus met de G. H. mede kunnen gaan, dat de art. voor de gr. en midd. afstn, art. „met dubb. bestemming" is en de benaming „contra-art." niet verdient, vast staat wel, dat de art. der nabijverd. tot de „inf.-battn" behoort. Het laatste lid van 134 ware o. i. ongeveer als volgt te doen luiden: „De verd. zij er op bedacht, dat het aanbeveling verdient, zoolang en (vooral aanv.) z. v. m. art. in res. te houden, ook voor den tegenaanv. Een deel der art. wordt bestemd v. h. vuren op gr. en midd. afstn (battn met dubb best.) en t. sl indienen (en zoo ja, v. z.v) noodig een deel v. d. nabijverd. (inf-battn)." l) Allicht is een der vleugels a. h. w. aangewezen voor de omvatting en weet men dus waar deze kan worden verwacht, verder weet men, dat men ook in front zal worden aangetastbovendien zullen de meest waarschijnlijke opstellingsplaatsen voor art. (en waarneming) v. h. vijand, voorterrein bekend zijn, zoodat v.d. verd. art. er veel schooner „contra-art. kansen" zullen zijn, dan'voor den aanv. Men overdrijve—bij het prediken v. d. aanv.—toch niet door de verd. met te sombere kleuren af te schilderenVooral watdetechn. middelen (w. o. art.) betreft heeft de verd. vele voordeelen, niet het minst d. bew oorlog. Ook bij den aanv. heerscht een niet geringe mate van o n- z e k e r h e i d, hij mag dan weten, wat h ij wil (wat tusschen 2 haakjes bij een verd. evengoed het geval behoort te zijn). Vooreerst wordt hij, is de stelling juist gekozen, gedwongen die stelling aan te vallen, overigens heeft hij natuurlijk'het initiatief, maar de verd. begint er mede doorhem te dwingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 11