Ad 197. Ook hier de innige samenwerking, waartoe i.e. onder de bevelen stellen v. d. Gr.-'comdt wel noodig wordt geoordeeld en o. i. terecht—. Het klopt echter minder met de „onzekerheid des verd die juist het omgekeerde zou doen denken. Er is dus op dit gebied het gebruik der art. v.z.v. de nabijverd. betreft geen onzekerheid en waar die ari. te vergelijken is met de inf.-battn v. d. aanvaller, bij laatstgenoemde meer onzekerheid. Ad 198. Moet de samenwerking ten doel hebben het vuur te kunnen verdeelen enz.? Duidelijk is deze redactie o. i. niet. Er moet gezorgd worden, dat op het voorterrein (tot op 1000 M.) krachtig vuur kan worden gebracht. Dit wordt verkregen door de samenwerking van int., mitrs en art. De vak-comdt regelt de wijze, waarop elk dier wapens aan die gemeenschappelijke taak zal deelnemen en regelt daarmede desamenwerking. Hij zal daarbij in het oog houden, dat veelal op bepaalde deelen van het voorterrein vuurconcentratie moet kunnen plaats vinden. Voor art.-vuur zullen vooral in aanmerking komen: gedeelten, die door mitrs en lnf. niet, of minder goed, onder vuur genomen kunnen worden. Het 4de lid had achterwege kunnen blijven, zijnde vanzelf sprekend. Ad punten 199 en 200. Wat verstaat de G. H. eigenlijk onder de voorste weerstands lijn? Is dat de voorste 1 ij n, of om het anders uit te drukken: de voorkant van de voorste zone, welke zone hardnekkig verdedigd moet worden? Punt 126 geeft al heel weinig uitsluitsel over deze toch allerbelangrijkste aangelegen heid en daarom is ook het gestelde onder a moeilijk te vatten. Onafhankelijkheid van detelef. is een zeergroot voordeel, gaat daar echter groote kans (om niet te zeggen zekerheid) op vernietiging mede gepaard, dan doet men beter dat voordeel maar prijs te geven. Randstellingen (aannemende, dat die hier bedoeld worden met „in" de voorste weerstandslijn den inf.) zijn uit den booze, tenzij men het vuur pas opent, als de aanvallende inf. zoo dicht bij gekomen is, dat de aanvallende art. niet meer durft te vuren, doch dit is niet de bedoeling van de G. H., vide de 1000 M. van punt 198. Omtrent ad a valt op te merken, dat de uitdrukking „directe waarneming" niet juist is. Dit geldt ook voor ad b. De bedoeling zou kunnen zijn: „directe richting", meer waarschijnlijk echter wordt bedoeld„waarneming in de nabijheid der stukken" (vide het gestelde omtrent de telef.). Ook met een lange telefoondraad wordt echter als regel nog direct waargenomen. Wat b en ad b betreft, indien hier bedoeld wordt eene opstelling in, of nabij, de voorste lijn, dan zijn die flankeerende battn veelal in net zoo ongunstige conditie wat kans op vernietiging betreft, als die onder a tenzij traditore opstelling is toegepast. „Traditore opstelling achter dekkingen," is dat niet een beetje pleonastisch? Bij zulk een opstelling wordt de taak van de artillerie begrensd. Overbrengen v. h. vuur op andere deelen v. h. gev.-front (zie: 't kunnen concentreeren van 198) is dan niet wel_ mogelijk. Als de flankeerende batt. in een nevenvak staat, blijft ze dan onder de bevelen van den Vak-comdt? O. i. ongetwijfeld; het is af te leiden uit punt 197, hoewel het duidelijker gezegd dient te worden. 231

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 13