I
beschermt de inf. zich zelve tegen door de ontplooiing en ontwik
keling, zie wederom punt 21) door contra-batterij-werk en te
steunen, niet omdat de v ij and overmachtig, of ener
giek, zou zijn, maar omdat de inf. verdedigend of aanvallend
(en voorloopig zijn in den gedachtegang van de G. H.
eigenlijk beide partijen nog aanvallend (agressief))den steun
van inf.-battn niet ontberen kan.
Verder lezen we, dat eene ev. noodige ontwikkeling van de
voorhoede door die art. hulp bespoedigd zou worden.
Waar de hoofdmacht zich begint te ontwikkelen, is het woordje
„eventueel" hier niet duidelijk, de voorhoede zal zich toch zeer
zeker vóór (eerder dan) de hoofdmacht ontwikkelen.
Of die ontwikkeling nu vlugger zal gaan, als er art. in stelling
staat, dan indien dat niet 't geval is?
In het algemeen hebben we dus tegen het artikel dit bezwaar,
dat, als er termen zijn om' art. in stelling te brengen hetgeen,
als men niet weet waartegen, an sich reeds weinig zin heeft en
waarbij men niet behoeft te denken, dat die art. zoo erg gauw in
staat zal zijn om vuur af te geven natuurlijk ook de inf. maat
regelen neemt en niet in de(n) marsch(colonne) blijft.
Rekent men normaal op minstens een uur, voordat art. vuurbereid
is (het kan zijn, dat dit veel en veel korter duurt, doch dit is meer
uitzondering dan regel), dan is de inf. (die reeds bij den marsch
voor de art. uit was) 5 K. M. verder gemarcheerd en zou deze
met onze terreinen en met de droeve dracht onzer veld-art., al
bitter weinig meer aan dien art. steun hebben.
Het moge waar zijn, dat de art. indien onnoodig ingezet
spoedig hare plaats in de marsch-colonne kan hernemen, dit neemt
niet weg, dat zij door die (achteraf onnoodige en voorbarige)
handeling in hooge mate achterop is geraakt (men denke aan in
te nemen telefoon b. v.) en de art. daardoor wellicht minder vlug
en minder volledig (verkenningen) gereed zal zijn, als er werkelijk
voor haar wat te doen valt.
237