21. In verband met 's vijands vuuruitwerking zal, tenzij deze
ten gevolge van de terreins- of weergesteldheid wordt beperkt,
de ontwikkeling tot het gevecht reeds moeten plaats vinden, als
de beide partijen nog op aanzienlijken afstand van elkaar verwijderd
zijn.
Bij goede waarneming door den tegenstander kan diens art.-vuur
de in marsch-colonne of verzamelvorm opgestelde troepen reeds
op afstanden tot 10 K. M. verliezen berokkenen, zoodat binnen
dien afstand met de mogelijkheid van een vuuroverval rekening
moet worden gehouden.
Binnen den afstand van 1500 M. zullen zelfs kleine gesloten
afdeelingen, welke zich bloot stellen aan mitr.-vuur, zeer ernstige
verliezen lijden.
Inf.-vuur kan gesloten afdeelingen reeds op de groote afstanden
tot ontwikkeling dwingen en hen op de middelbare afstanden tot
het aannemen van de verspreide orde nopen.
22. Bij het vooraf beraamd gevecht kan de wijze van ontwik
keling reeds te voren met vrij groote zekerheid worden vastgesteld.
De verdediger moet zorgen zóó tijdig met de ontwikkeling van
een deel zijner strijdkrachten, met name van de art., gereed te zijn,
dat de aanvaller, zoodra deze kwetsbare doelen biedt, kan worden
beschoten.
Bij den aanvaller moeten ontplooiing en ontwikkeling geschie
den buiten het werkzaam vuurbereik van den vijand.
Bij een ontmoetingsgevecht moeten de genomen veiligheids
maatregelen eene ontwikkeling buiten 's vijands werkzaam vuur
bereik althans voor de hoofdmacht waarborgen.
45. Artillerie-verkenningsvliegtuigen zullen voornamelijk worden
gebruikt voor het opsporen van de vijandelijke art, en overigens
voor de waarneming en de regeling van het vuur der eigen
batterijen. Draadlooze verbinding met den A. C. is hiervoor eene
vereischte.
Ook ohotografische opnamen kunnen hierbij toepassing vinden.
60. Het bepalen van de plaats der vijandelijke mitrs en art. is
meermalen zeer moeilijk; de door art. verkenners en de cav. terzake
verkregen gegevens zullen meermalen onvoldoende zijn en aanvul
ling behoeven, waartoe niet altijd luchtvaartmaterieel beschikbaar
zal zijn; daarom is het de plicht van een ieder, die omtrent de
opstelling der vijandelijke mitrs of art. eenige waarneming doet,
hiervan aan den naasthoogeren meerdere en zoo mogelijk ook
rechtstreeks aan den commandant van de in de nabijheid staande
art. kennis te geven.
85. Heeft de verdediger punten in het voorterrein bezet, dan
zullen deze zoo krachtig en zooveel mogelijk gelijktijdig moeten
worden aangegrepen. Vooruitgeschoven vijandelijke afdeelingen
moeten uit het voorterrein worden verdreven.
Bij dezen strijd in het voorterrein zal de medewerking van art,
240