Niet alleen bij het inschieten, doch ook bij het uitwerkingsvuur
met T. projn kan deze wijze van waarnemen worden toegepast.
Uit bovenstaande blijkt, hoe op analoge wijze het gem. S. P. bij
het uitw.-vuur bepaald kan worden en dus ook de gem. S. H. Het
verschil hiervan met de gewenschte S. H. geeft de aan te brengen
correctie voor de tempeering. De graad van nauwkeurigheid hangt
ten zeerste af van het regelmatig branden der buizen. Hoe kleiner
de tb50 en V0S50, hoe juister het uitw.-vuur ligt. Het spreekt
vanzelf, dat de vuurleider in doorloopende verbinding moet
staan met de centrale, die met hem moet samenwerken.
Niet in alle terreinen echter was het op deze wijze waarn. van
het uitw.-vuur even gemakkelijk, daar de gewenschte S. H.
ongeveer 3 °/00 moet zijn. In bergterrein b. v., in Doschachtige
streken, enz. was deze waarn. soms buitengewoon zwaar, vaak
zelfs geheel onmogelijk, door de betrekkelijk lage S. Pn. Ook bij
mistig weer, regen, enz. faalde de waarn. door het gezicht.
Bovendien werden door de tegenpartij maatregelen genomen, het
mondingsvuur tot een minimum terug te brengen.
b. Geluidpeiltroepen. (Schallmesztrupps; sections de répérage
par le son; sound ranging).
Zooals reeds gezegd, is deze geluidpeilnrethode op den voor
grond getreden, doordat de lichtpeilmethode in vele gevallen faalde
en bovendien ook de luchtwaarneming allèèn, buitengewoon lastig
de doelen kon opsporen door de tot een zeer grooten trap van
ontwikkeling gebrachte camouflage; in het bijzonder geldt dit voor
het opsporen van krombaangeschut. Deze geluidpeilnrethode had
n. 1. het groote voordeel van onafhankelijk te zijn van de terreins
gesteldheid, van atmosferische invloeden en van de door den
vijand toegepaste camouflage.
Deze plaatsbepaling berust op het volgende beginsel: De
geluidsgolven, afkomstig van een geluidsbron, ontstaan door een
regelmatige verdikking en verdunning der lucht en bewegen zich
in alle richtingen met eenparige snelheid. Punten, welke op een
zelfden afstand liggen van de geluidsbron, hooren dat geluid dus
gelijktijdig, en liggen alle op een boloppervlak met de geluidsbron
als bolmiddelpunt. In een meridiaanvlak breiden de golven zich
dus uit als concentrische cirkels. De snelheid van het geluid
bedraagt 330,5 M|sec. bij 0 graden C. en volkomen windstilte.
Iedere graad temperatuursverhooging vermeerdert die snelheid met
ongeveer 0,6 M|sec. Bij 4 graden is dus de snelheid ong. 333,3
M|sec. Hoort iemand een geluid na 3 sec., dan is die persoon dus
van de geluidsbron ong. 1000 M. verwijderd (bij 4°).
Welke zijn nu de factoren, wélke op deze geluidssnelheid van
invloed zijn? De vorm van het terrein, noch duisternis of nevel,
hebben op deze geluidssnelheid invloed. De invloed van den wind
kan men onderscheiden in die van de windrichting en in die van
de windsnelheid. Wind in de geluidsrichting vermeerdert de
255