4. TERREINVOORWERPEN door L. J. J. M. Tabbers.
Hoofdstuk IX onzer G.H. beslaat slechts 3]/2 biz. van het geheele
werkje; ik hoop hieronder aan te toonen, dat genoemd aantal
bladzijden zeer onevenredig is met de belangrijkheid van dat
Hoofdstuk.
In mijne bijdrage over het „Verdedigend Gevecht", vermeldde ik
het een en ander over het zg. „network" systeem. Zoowel bij het
verdedigen van terreinvoorwerpen, als bij den troep, die daarop
en daarin aanvalt, zal dit „netwerk" moeten worden toegepast
en dit geldt evenzeer voor de terreinvoorwerpen, zooals we die
in Ned.-Indië gewend zijn, als voor die in Europa.
Trouwens de G. H. geeft zulks in punt 221 en 224 aan.
Wat dit punt 224 betreft zij opgemerkt, dat veelvuldige beoefe
ning van het gestelde in lid 3 uitermate gewenscht mag worden
genoemd. Overigens had in den tweeden zin dier alinea n..d. m.
de aandacht kunnen worden gevestigd op „het hernieuwd uitzen
den van voelhorens", al spreekt zulks eigenlijk van zelf. Wat den
laatsten regel aangaat: tusschen de actie van een troep van uit
een „hinderlaag" en die van eene afdeeling, die een „plotselingen
tegenstoot" verricht (zie punt 140), bestaat geen essentieel
verschil, of liever: de „plotselinge tegenstoot" is een vorm van
wat tactisch „hinderlaag" heet; zooals de redactie nu luidt, zullen
sommigen wellicht gaan denken, dat „hinderlaag' duidt op ver
rassing met vuur, „plotselinge tegenstoot" op verrassing met de
bajonet. En zulks zal toch wel niet de bedoeling zijn want de
kenmerkende actie van troepen, die een hinderlaag legden n. h
goed gericht en overstelpend vuur, onmiddellijk gevolgd door 'n
onstuimigen bajonetaanval, geldt toch immers ook voor troepen,
die een lokalen tegenstoot doen!
De nadeelen van het „verdedigend" gevecht in terreinvoorwerpen
worden wel wat erg kort omschreven (punten 219, 2de al.lste
zin, 223 en 224, lste zin). Uit het 2de deel van H. en P. zij het
navolgende aangehaald:
„De allesbeheerschende factor, die de waarde van een terrein-
voorwerp voor de verdediging bepaalt, is de kans welke men
heeft, al of niet overmachtig art.-vuur op dat voorwerp te kunnen
verwachten. Heeft de aanvaller overmacht aan art. en dit zal
regel zijn en gelukt het hem, die des verdedigers in bedwang
te houden, dan zullen zijn batterijen, die op het zich meermalen
scherp afgeteekende terreinvoorwerp worden geconcentreerd,
het verblijf daarin spoedig onmogelijk maken. De uitwerking
van hare granaten toch wordt door de vernieling der terrein
voorwerpen verhoogd; dorpen gaan dan in vlammen op,
huizen storten in en boschranden, door granaten overstelpt
(kampongs, door granaatkartetsen idem) bieden een schuilplaats
Ter publicatie ontvangen 22-8-'22. Red. 1. M. T-
263