moeilijk, of geen, overzicht, dus z. g. „abschnittsweise," waarbij
dus het verband wordt hersteld, na een „Abschnitt" doorloopen
te hebben.
3. Zoo eenigszins mogelijk geschiede het voorwaarts gaan „in
Anlehnung" om de juiste richting niet te verliezen. (Bedoeld is
hier, om bij ons Indisch terrein te blijven, het niet uit het oog
verliezen van een pad, waterloop, ravijn, enz., dat ongeveer in
's vijands richting loopt, het voeling houden met den straatweg,
indien deze is verlaten moeten worden en r. en (of) 1. van dien
weg zwaar begroeid terrein is enz.).
4. De nadruk dient gelegd te worden op het
aebruik van het kompas. Aan een kaart heeft men
dikwijls niets. Zulks geldt voor Indië, waar, behalve bedekte lucht,
het ook kan voorkomen, dat de zon in het zenith staat, in verhoogde
mate. (Er worden m. i. te weinig kompassen verstrekt, elk kaderlid
dient er een te ontvangen en minder met z n neus in de kaart te
loopen).
5. De lichte mitrs (gew. mitrs) worden aangewend, zoowel bij
de voorste afdeelingen," als bij de steuntroepen tot den afweer van
tegenstooten.
„Sie sind ein wertvolles Kampfmittel ini Walde, sind also nahe
an "die vorderen Inf. heranzuhalten. Fiir reichlichen Munitionsersatz
ist zu sorgen."
6. De op de vleugels geéchelonneerde reserves voeren zware
mitrs mede.
7 Trein: „Die Inf. musz sich von den Fahrzugen ïhres
Gefechtstrosses möglichtst frei machen (bevelen voor den trein
dus te geven).
Over de v e r d e d i g i n g zegt R.:
1. Eenige art. worde opgesteld „ohne Rücksicht auf Deckung
aan den voorsten rand voor de nabijverdediging. De rest aan
de achterste randen van open gedeelten.
2. Dringt de vijand door den voorsten rand, dan volgen tegen
stooten tegen z'n flanken.
3. Er worde een ruim gebruik gemaakt van hindernissen.
4. De 1. en zw. mitrs worden bij de binnenverdediging zoodanig
opgesteld, dat ze enfileerend en flankeerend werken. De l.-mitrs
daarbij ook in boomen op te stellen.
5. „Die Überlegenheit an Zahl tritt zurück gegen die Tapferkeit
und Pflichttreue des Einzelnen". Veel, zoo niet alles, hangt af van
het zelfstandig handelen der ondercommandanten.
Uit het Fr. Inf. R. vermeld ik van de hoofdstukken „Combats
sous bois" en „Défense des bois (et des localités)" het navolgende:
Aanval. Hoewel in geringere mate, heeft men dezelfde moei
lijkheden als bij nachtgevechten: fouten in het handhaven der
o-oede richting, moeilijke gemeenschap, hoogeie comdtn dan de
265