alleen te betrekken uit de sergeanten-majoor-administrateur en deze uitsluitend uit de idem-instructeurs en de administrateurs dan iets hooger als laatstgenoemden te bezoldigen. Schr's be zwaren zijn dan gedeeltelijk ondervangen en het voordeel wordt verkregen, dat de „Moeder der compagnie" weder in eere wordt hersteld niet alleen, doch de betrekking van instructeur heeft vervuld en dus volkomen op de hoogte is van diens verplichtingen w. o. praktisch de politie. Bij voorkeur zij er slechts één adjudant-onderofficier bij het Bataljon t. w. die van den Staf en zijn de administrateur, zoowel als de instructeur „sergeant-majoor", ev. met dezelfde bezoldi ging als thans de adj. onderoff. adm. en instructeur. Natuurlijk dan ook geen weelde aan adjudanten-onderofficier (of gecamoufleerde dito's in den vorm van commiezen) bij het schrijverspersoneel en verschillende diensten, want dit zou tot emigratie leiden, waarvan als gewoonlijk de troep de dupe zoude zijn. Onderluitenants zouden t. g. t. (in de eerste jaren nog niet) wel kunnen verdwijnen; blijven zij bestaan, dan waren ze in het vorenstaande stelsel alleen te betrekken uit de administrateurs, of uit hen, die die betrekking hebben vervuld. Schr's bezwaar ad ten 3de vervalt daarmede. 7. HERSENARBEID door Sacrum. In I. M. T. 1922 No. 12 klaagt de overzichtsschrijver, dat men in ons leger zoo weinig voelt voor hersenarbeid en wijt dit aan milieu, klimaat, buitenwerk, e. d. Waar ons koloniaal leger maan delijks twee periodieken volschrijft, bijdragen in andere tijdschriften nog buiten beschouwing gelaten, heeft het zooveel grootere Fr. slechts een tweemaandelijksch orgaan „la Revue des troupes coioniales" en een jaarboekje „le Marsouin". Oppervlakkig geoor deeld is dus de klacht overdreven, maar anders wordt de zaak als men het getal der inzenders onder de loupe neemt. Evenwel zijn daarvoor andere redenen dan in bovenvermeld overzicht aange voerd. Allereerst wordt de vakstudie ten onzent in hooge mate belemmerd door het aanhoudend wijzigen van voorschriften en reglementen. Het bijhouden daarvan komt het postzegelverza- melen nabij; de gelukkige bezitter van een bijgewerkt stel is er even trotsch op als een philatelist op een Mauritiuszegel van 1855, zoo'n bezit is de hoop van zijne vendutie. Deze kwaal is niet specifiek de onze. De bekende generaal von Litzmann zegt in het voorbericht van zijne Gefechtsübungen: „Die Ausbildung unserer Inf. bedarf der Stetigkeit. Wollte-man sie alle zwei, drei Jahre wesentlich andem, so würde das sichere Zusanunenwirken der im Kriegsfalle zu den Fahnen eilenden Offiziere und Mannschaften Ter publicatie ontv. 7 1—23. Red. I.M. T. 272

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1923 | | pagina 54